Kapitel 1 die Umgebung Quiz

Heute: Quiz
Startklaar=
- telefoon/laptop: log in op LessonUp
- geen jas, geen tas
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Heute: Quiz
Startklaar=
- telefoon/laptop: log in op LessonUp
- geen jas, geen tas

Slide 1 - Tekstslide

Wortschatz 

Slide 2 - Tekstslide

Welk woord past het beste in de zin?
............. ist das Wetter schön und warm.

A
im Frühling
B
im Herbst
C
im Oktober
D
im Winter

Slide 3 - Quizvraag

Welk woord past het beste in de zin?
In der Stadt gibt es viel .......
A
Berge
B
Verkehr
C
Wälder

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord past niet in het rijtje?
die Sonne - August - glatt
A
die Sonne
B
August
C
glatt

Slide 5 - Quizvraag

Vertaal:
het onweer

Slide 6 - Open vraag

das Wetter

Slide 7 - Woordweb

Welk woord past niet in het rijtje?
das Dorf - ruhig - die Stadt
A
das Dorf
B
ruhig
C
die Stadt

Slide 8 - Quizvraag

Grammatik

Slide 9 - Tekstslide

 Das Verb haben in de verleden tijd!
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten

Slide 10 - Sleepvraag

Das Verb sein in de verleden tijd!
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
war
warst
war
waren
wart
waren

Slide 11 - Sleepvraag

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
(sein) Ihr ..... nicht bei Oma zu Besuch?
A
waren
B
sind
C
seid
D
wart

Slide 12 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
(sein) Du ..... auf einem Konzert?
A
bist
B
war
C
warst
D
wartest

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
(haben) Ihr ... kein Geschenk?
A
hattet
B
hast
C
hatst
D
hattest

Slide 14 - Quizvraag

Maak verleden tijd van de zin:

Ich habe eine Jacke.
A
Ich habt eine Jacke.
B
Ich hatte eine Jacke.
C
Ich war eine Jacke.
D
Ich hattet eine Jacke.

Slide 15 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
( haben ) Er .... das nicht gedacht!
A
hat
B
habt
C
hatte
D
hattet

Slide 16 - Quizvraag

Hoe wordt het voltooid deelwoord gevormd?
ge + stam + t
stam + t
wohnen
besorgen
trainieren
versuchen
hören
machen

Slide 17 - Sleepvraag

Wat is het voltooid deelwoord van reservieren?
A
reserviert
B
reservieren
C
gereserviert
D
gereservierd

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord van vertrauen
A
vertrauet
B
vertraut
C
vergetraut
D
gevertraut

Slide 19 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van leben is...
A
gelebd
B
geliebt
C
gelebt
D
geleben

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het voltooid deelwoord?
chatten
A
gechattet
B
gechatt
C
gechatte
D
gechatten

Slide 21 - Quizvraag

Sprachmittel

Slide 22 - Tekstslide

Het wordt kouder dan vorige week
A
Es wird kälter als vorige Woche
B
Es wird wärmer als vorige Woche
C
Es wird kälter als nächste Woche

Slide 23 - Quizvraag

Vertaal: Im Süden gibt es keine Wälder

Slide 24 - Open vraag

Vertaal:
Im Sommer ist das Wetter in Spanien super.

Slide 25 - Open vraag

Vertaal:
Morgen wird es bewölkt.

Slide 26 - Open vraag

Vertaal:
Es regnet den ganzen Tag.

Slide 27 - Open vraag

Kies het juiste antwoord bij de vraag:
Wie wird das Wetter morgen?
A
Nächste Woche werden es 27 Grad.
B
Die Gegend ist sehr schön.
C
Morgen wird es bewölkt

Slide 28 - Quizvraag

Ben je klaar voor de toets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll