Les 5 week 40 voltooide tijd leerjaar 1 PW/OA

Les 5 
Les Nederlands 

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Les 5 
Les Nederlands 

Slide 1 - Tekstslide

Planning vandaag
Uitleg: 
Werkwoordspelling voltooide tijd


Uitvoeren: 
Affiche kinderboekenweek


Slide 2 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord? 

Het is een werkwoord in een zin. 
Ook hier moet je kijken of het zwak of sterk is. 
Een voltooid deelwoord vertelt dat iets klaar is of afgelopen. 


Slide 3 - Tekstslide

Hoe herken je een voltooid deelwoord in de zin? 
1. Er staan ALTIJD twee werkwoorden in een zin. 
 
Het hulpwerkwoord is altijd: zijn, hebben of worden.

2. Begint vaak met ge, be, ont, ver, her
Ik HEB GEwerkt 

Ik BEN te laat GEkomen

Hij WERD netjes ONTvangen 





Slide 4 - Tekstslide

Maar hoe schrijf je het nou?
Stappenplan:
1. Maak het werkwoord langer als het eindigt op -t of 
-d (verlengproef).
2. Als het eindigt op -n, schrijf het zo kort mogelijk op.
3. Gebruik 't (e)x-f(o)ksch(aa)p als je niet weet wat de laatste letter moet zijn. Zie volgende dia.
4. Schrijf een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord zo kort en eenvoudig mogelijk op.


Slide 5 - Tekstslide

 't (e)x-f(o)ksch(aa)p

Als de laatste letter van de stam van het werkwoord in  't (e)x-f(o)ksch(aa)p staat
schrijf je het met een -t.
Als dat niet zo is, dan schrijf je het met
een -d 

 

Een vd kan eindigen op: 
- en 
- T 
- D 

Slide 6 - Tekstslide

Belangrijk.

Een voltooid deelwoord schrijf je NOOIT met -dt.


Slide 7 - Tekstslide

Ik heb gisteren in de tuin (werken)..
A
gewerken
B
gewerkt
C
gewerkd

Slide 8 - Quizvraag

De broodjes in de kantine worden goed beleg....
A
t
B
d

Slide 9 - Quizvraag

Ik heb heel lang (geloven) dat spoken bestaan.
A
geloofd
B
gelooft
C
geloven

Slide 10 - Quizvraag

De broodjes in de kantine zijn altijd goed (beleggen).
A
belegd
B
belegt
C
beleggen

Slide 11 - Quizvraag

Noteer het voltooid deelwoord:
weet jij wat daar is (gebeuren)?

Slide 12 - Open vraag

Gelukkig had ik goed getap...
A
t
B
d

Slide 13 - Quizvraag

Wordt die terrorist nog wel (veroordelen)
A
veroordeeld
B
veroordeeldt
C
veroordeelt

Slide 14 - Quizvraag

De leraar werd er (ingeluis.....
A
d
B
t

Slide 15 - Quizvraag

Kinderboekenweek 2023

Slide 16 - Tekstslide

Mijn favoriete kinderboek.

Slide 17 - Tekstslide

Zoek/ bedenk een jeugdboek/voorleesboek waar je speciale herinneringen aan hebt.

  • Titel
  • Waarover gaat het boek?
  • Waarom is het boek bijzonder voor je?
  • Wat voor invloed had het boek op je?
  • Zou je dit boek gebruiken om voor te lezen in de klas/ opvang?

Slide 18 - Tekstslide

Een affiche maken

Slide 19 - Tekstslide

Affiche

Slide 20 - Woordweb

Slide 21 - Tekstslide

Aantekening: affiche 
  • Een affiche is een groot vel bedrukt papier en wordt gemaakt om een  boodschap bekend te maken. 
  • Deze boodschap is van commerciële waarde (reclame maken voor iets).  
  • Een affiche kan over verschillende dingen gaan: een feest, een wedstrijd, een uitje, een open dag etc. 

Slide 22 - Tekstslide

Waar moet je opletten
bij het maken van een affiche?
(Conventies)

Slide 23 - Woordweb

Conventies affiche
Een affiche maak je voor een grote groep. Waar moet het aan voldoen:
- een affiche moet opvallen: Geef je affiche altijd een pakkende titel;
- korte kernachtige zinnen gebruiken: mensen willen snel zien waar het over gaat;
- meestal wie, wat, wanneer, waar (soms waarom) aangeven; 5W's
- op zijn minst tweemaal belangrijke woorden groot schrijven of onderstrepen; (gevoelswaarde)
- in een logische volgorde werken (van algemeen naar zakelijk);
- binnen het kader blijven.

Slide 24 - Tekstslide

Gratis programma's om affiches mee te maken
- Canva
- Crello
- Adobe

Slide 25 - Tekstslide

Zelf een affiche maken

Slide 26 - Tekstslide

Voorbereiding
  1. Bepaal de doelgroep. Door welk beeld worden zij geprikkeld?


  2. Bepaal het beeld en de kleuren. Wil je één beeld of meerdere? Wil je veel verschillende kleuren of juist niet? Welke kleuren vallen op?  

  3. Bekijk hoe andere  affiches eruitzien. 
  4. Maak een ontwerp.

Slide 27 - Tekstslide

De tekst
  1. Bedenk een tekst waardoor de doelgroep zich meteen aangesproken voelt.
  2. Schrijf de tekst duidelijk, positief en kort op
  3. Sluit de tekst af met een pakkende slotzin. 
  4. Zorg ervoor dat de lezer alle informatie krijgt die hij nodig heeft. Vermeld bijvoorbeeld de tijd, plaats en datum.
  5. Controleer je tekst.

Slide 28 - Tekstslide

De afronding
  1. Werk je ontwerp uit.
  2. Zorg ervoor dat het er verzorgd uitziet. Het is immers een uitnodiging.

Slide 29 - Tekstslide

Maak een affiche voor de boekenweek
Zet hierin sowieso onderstaande vaste  onderdelen:
- Wanneer? 
Datum en tijdstip 
- Thema kinderboekenweek

Slide 30 - Tekstslide