Werkwoorden TT 1.5-2.5

welkom
Pak jij alvast je spullen?
Introductie van een nieuw onderdeel: het leerplein
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

welkom
Pak jij alvast je spullen?
Introductie van een nieuw onderdeel: het leerplein

Slide 1 - Tekstslide

Wat is er fout?

Slide 2 - Tekstslide

werkwoorden TT

Slide 3 - Woordweb

PERSOONSVORM

- In de les  heb je al geleerd hoe je de persoonsvorm kan vinden


- De persoonsvorm is altijd een werkwoord



Slide 4 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm in:
Ik loop naar de bakker

Slide 5 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm in:
Ik was in het winkelcentrum

Slide 6 - Open vraag

De STAM van een werkwoord

De stam van een werkwoord vind je door van het hele werkwoord -en af te halen; wat je overhoudt, is de stam.




Bijvoorbeeld:

worden - en = word

leiden - en = leid

houden -en = houd


Slide 7 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

Soms ziet de stam van het werkwoord er gek uit




Kijk maar:

geloven - en = gelov

reizen - en = reiz

lopen - en = lop



Slide 8 - Tekstslide

De STAM van een werkwoord

Als je het woord moet schrijven, pas je de stam aan

naar de ik-vorm




Kijk maar:

geloven - en = gelov - de ik-vorm = geloof

reizen - en = reiz - de ik-vorm = reis

lopen - en = lop - de ik-vorm = loop


Slide 9 - Tekstslide

Wat is de stam / ik-vorm van
zingen

Slide 10 - Open vraag

Wat is de stam van
eten

Slide 11 - Open vraag

Wat is de ik-vorm van
geven

Slide 12 - Open vraag

De persoonsvorm spellen in de

tegenwoordige tijd


Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,

zijn er maar drie mogelijkheden

Slide 13 - Tekstslide

1. ik-vorm

Enkelvoud ik-vorm of jij erachter:

schrijf alleen de stam


ik loop

ik fiets

ik praat

ik vind

loop jij

fiets jij

praat jij

vind jij

Slide 14 - Tekstslide

2. ik-vorm + T

Enkelvoud andere vormen:

schrijf de ik vorm + t


jij loopt

hij fietst

zij praat

Fred vindt

Slide 15 - Tekstslide

3. HELE WERKWOORD

Meervoud:

schrijf het hele werkwoord


wij lopen

zij fietsten

jullie praten

Fred en Laurien vinden

Slide 16 - Tekstslide

Jij vin.... dit een makkelijke quiz.
A
vint
B
vindt
C
vind

Slide 17 - Quizvraag

Leuk filmpje!

Slide 18 - Tekstslide

0

Slide 19 - Video

zelfstandig werken
Maak nu zelfstandig de opdrachten: zie studiewijzer 
1.5:     2-3-4-6

Klaar maak LessonUp verder af met de klassencode
timer
10:00

Slide 20 - Tekstslide

Welkom
WE starten met lezen in je leesboek.

Pak jij alvast al je spullen? Ook je mapje

Slide 21 - Tekstslide

NAKIJKEN als  je het in je schrift hebt gemaakt

Slide 22 - Tekstslide

Welke regel pas je toe bij:
de ik-vorm
A
STAM
B
STAM + T
C
HELE WERKWOORD

Slide 23 - Quizvraag

Welke regel pas je toe bij:
jij achter het werkwoord
A
STAM
B
STAM + T
C
HELE WERKWOORD

Slide 24 - Quizvraag

Welke regel pas je toe bij:
de het-vorm
A
STAM
B
ik vorm + T
C
HELE WERKWOORD

Slide 25 - Quizvraag

Schrijf de juiste vorm op:
(Geven) jij de ketchup aan mij

Slide 26 - Open vraag

Schrijf de juiste vorm op:
Mijn oma (braden) een stukje vlees

Slide 27 - Open vraag

GELEERD

SPELLING VAN DE PERSOONSVORM IN

DE TEGENWOORDIGE TIJD

- je weet hoe je de persoonsvorm vindt

-  je kent het verschil tussen stam van een werkwoord en de ik-vorm

- je kunt de persoonsvorm in de tt goed spellen

Slide 28 - Tekstslide

Nog moeite? bekijk het filmpje op de volgende dia

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

2.5 PV in de TT
Maak van 2.5: 1-2-3

Klaar: maak zelf een schema over WW in de TT
schrijf een stelopdracht in de TT
maak toetsvragen over 1.5 en 2.5
alles op een los blaadje> inleveren

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide