2M: 2.6 en 2.7 (voeding en vertering bij zoogdieren/nadenken over eten) 1ste = afronden 2.5

thema 2; voeding en vertering
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

thema 2; voeding en vertering

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
  1.    nakijken 2.5 
  2.     2.7 uitleg  = nadenken over eten
  3.    Zelfstandig werken aan opdrachten
  4.    uitleg 2.6 = voeding en vertering bij zoogdieren
  5.    HW opgeven & toetsdatum herhalen
  6.   Zelfstandig werken aan opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Open je boek op blz. 118
zelfstandig nakijken 
opdracht 1 t/m 8




intussen ook HW-controle

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht 1
<--- = 1a

1b:
A + 2
B + 4
C +1
D + 3
E + 5

1c: niet te veel en niet te vaak

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht 2
a;
1 het geslacht
2 de leeftijd
3 de lichaamsgrootte

b;
Ze krijgt daarmee 311 kJ + 440 kJ + 730 kJ = 1481 kJ binnen.
c;
49 minuten

d;
1296kJ

e;
72 minuten

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht 3
a;
 = B

b;
meer en zwaarder

c;
reservestoffen en afvallen

opdracht 4
a;
A + 3
B + 2
C + 1

b;
B + C + D

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht 5 - 1ste tabel

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht 5
Hoeveel energie je per dag nodig hebt hangt af van:
• geslacht
• lichaamsgrootte
• lichamelijke inspanning
• leeftijd

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht 5 - 2de tabel

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht 6

In de winter, want dan is het kouder en kost het meer energie om je lichaam op temperatuur te houden. Daarvoor zijn veel brandstoffen nodig.
opdracht 7
a; 2881 kcal
b; 3286 kcal
c; 2190 kcal
d;2381 kcal
e;
1 Hij is een jongen.
2 Hij is erg actief.




Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

opdracht 8
a;
75 gram kabeljauw & minder

b;
A + B + C

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2.7: Nadenken over eten
Leerdoelen:

2.7  Ik kan uitleggen dat minder vlees eten beter is voor de gezondheid en voor het milieu.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overproductie en tekorten
In sommige landen (ook Nederland) wordt zoveel voedsel geproduceerd dat het zelfs voedsel vernietigen. In Nederland wordt ook wel voor consumenten geschikt voedsel gebruikt als veevoer, bijv.  varkens- en kippenvoer.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overproductie en tekorten
Een voorbeeld van zo´n bedrijf dat zijn kippen 
voert met resten is kipster. Denk aan reststromen van het land, zoals haverdoppen of van bakkerijen, zoals gebroken beschuit. doen nog veel meer op het gebied van duurzaamheid m.b.t. voedsel en afval. 
                                       # dit is geen reclame, 
                                   gewoon een voorbeeld!

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overproductie en tekorten
In sommige delen van de wereld is echter een groot voedsel tekort. 
Vooral aan eiwitten;
Hierdoor worden mensen slap en moe en zijn ze vatbaarder voor ziektes. 


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hongeroedeem door eiwittekort
(waterhuishouding is verstoord; vooral vochtophoping in de buik)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitten (waar zitten ze in)
Eiwitten zitten voornamelijk in dierlijk voedsel, maar ook in peulvruchten (=bonen) en noten. 


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitten (indirect eten)
Voor 1 kg dierlijk eiwit die een koe levert, moet een koe zelf tot wel 10 kg plantaardig eiwit eten.   Voor 1 kg dierlijk eiwit die een kip levert, is veel minder nodig. 


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eiwitten (direct eten)
Op de landbouwgrond waarop diervoer wordt geproduceerd, kunnen ook producten worden verbouwd die wij als mensen wel zelf eten. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke redenen kan je verzinnen om geen of minder vlees te eten?

Slide 20 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Redenen om te minderen met vlees;
  • dierenwelzijn 
  • eigen gezondheid
  • milieu (=20-35% uitstoot broeikasgassen)
  • het voedselvraagstuk: hoe kunnen we zorgen dat iedereen nu en in de toekomst voldoende te eten heeft?
  • geloofsovertuiging
  • smaak

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Minder vlees
  • Slecht voor het milieu
  • Slecht voor je gezondheid;
  • meer kans op beroerte,                                                                                                   diabetes type 2, darmkanker, longkanker

  • Vegetariër 
  • Veganisten
  • Flexitariër  
Wat is het verschil tussen deze 3?

Slide 22 - Tekstslide

Voor 1 kilo rundvlees moet een koe zo'n 25 kilo veevoer eten. Dat veevoer moet verbouwd worden. Daar moet dan wel plek voor zijn. In zuid-amerika worden stukken bos gekapt om onder andere veevoer te verbouwen. Dat veevoer heeft water nodig om te groeien, maar de koe heeft ook water nodig om te overleven. 
Dus voor 1 kilo vlees kost het eigenlijk heel veel grond en water. 
Ruimtegebruik en CO2 uitstoot van diverse diëten 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vlees vervangen
Als je wilt stoppen of wilt minderen met vlees eten, dan moet je wel zorgen dat je op een andere manier voldoende voedingsstoffen binnenkrijgt. 

Dit kan door bijvoorbeeld peulvruchten en granen te eten bij de maaltijd en door noten en veel groentes en fruit te eten. 


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vlees vervangen
Eet je ook geen zuivel en eieren, dan zal je ook extra vitamine B12 en ijzer moeten nemen. Als supplement (pil) of door vleesvervangers te eten waaraan dit is toegevoegd. 

Voor een goede opname van ijzer moet je dan veel vitamine c binnenkrijgen.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zou voor jou een reden kunnen zijn om geen of minder vlees te eten? Of een reden om dit juist niet te doen?

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig werken
ONLINE: extra stof 2.7 opdracht 1 t/m 5 

Klaar?: Lees zelfstandig in je boek blz. 153 EXTRA 6


timer
10:00

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Ik kan manieren beschrijven om voedselbederf tegen te gaan. 
       
                                                                                                
Ook echt handig  om te weten:
Ik weet hoe voedselvergiftiging ontstaat en hoe ik dit kan voorkomen.
Ik kan beschrijven wat additieven zijn en waarvoor ze dienen.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedselbederf
Schimmels en bacteriën groeien op en in voedsel, hierbij produceren ze giftige stoffen.

Voedselvergiftiging: afweerreactie van je lichaam die ontstaat bij het eten van voedsel dat besmet is met giftige stoffen.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Salmonella-bacteriën. 
Vooral bij 20-30°C kunnen bacteriën zich zeer snel vermenigvuldigen. 

Deze bacteriën komen voor in rauwe dierlijke producten, zoals vlees, vis en eieren, maar ook op rauwe groente en fruit. 

Het is gevaarlijk voedsel te eten dat hiermee is besmet. Klachten die je kunt krijgen zijn bijvoorbeeld diarree, buikpijn en koorts. Ze tasten de dunne darm aan en veroorzaken daar een ontsteking. Je krijgt de klachten binnen 12-36 uur van de besmetting en duren 2-3 dagen. 

 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Conserveren is het langer houdbaar maken van verse producten.
Dit doe je door de leefomstandighedenvan bacteriën en schimmels ongunstig te maken. 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Micro-organismen (bacteriën en schimmels) planten zich goed voort bij voldoende;  vocht, voedsel, warmte en zuurstof.  

Door 1 of meerdere van deze omstandigheden ongunstiger te maken, kunnen de micro-organismen zich minder goed voortplanten. Soms gaan ze zelf door.  Daardoor bederft voedsel minder snel.

Voedingsmiddelen behandelen waardoor ze langer houdbaar zijn, noem je conserveren. 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Hoe langer houdbaar gemaakt???
Door toevoegen van een conserveringsmiddel worden de leefomstandigheden ongustig gemaakt voor bacteriën en schimmels. 
suiker, zout, zuur (azijn), stikstof of sulfiet.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leefomstandigheden ongunstig maken
  1. invriezen (warmte weghalen)
  2. pasteuriseren (verhitten, meeste b & s dood)
  3. steriliseren (sterk verhitten, alle  b & s dood)
  4. vacuüm verpakken (lucht uit verpakking zuigen)
  5. drogen (water aan voedsel onttrekken)
  6. conserveermiddel toevoegen (maken leefomstandigheden ongunstig)

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Additieven
Een conserveermiddel is een voorbeeld van een additief. 

Additieven zijn stoffen die aan voedingsmiddelen worden toegevoegd om ze langer houdbaar of aantrekkelijker te maken (kleur-, geur-, smaakstoffen). 

Je hebt natuurlijke en kunstmatige additieven.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk volgende les = 
1 =  2.7 opdracht 1 t/m 5 ONLINE
2 = 2.6 opdracht 1 t/m 8 WERKBOEK

Woensdag 5-2-2025=
Proefwerk thema 2.1 t/m 2.7 + LO 1 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen een vegetariër en een veganist?

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer ben je een flexitariër?

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgende les
  • Vragenuur: stuur via teams je vragen in
  • Optie: als afsluiting een nieuw themaspel 

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies