INFORMEREN:
De schrijver wil dat je over een bepaald onderwerp iets te weten komt. Voorbeelden hiervan zijn een nieuwsbericht, een leerboek voor school, een woordenboek, een tweet over een bepaald onderwerp, een zakelijke brief. Er staan feiten in.
OVERTUIGEN:
De schrijver wil je overtuigen van een bepaalde mening. Voorbeelden hiervan zijn een reclametekst, een recensie, een column.
OVERHALEN of ACTIVEREN:
De schrijver wil je vooral overhalen om iets te gaan doen. Voorbeelden hiervan zijn een advertentie, uitnodiging, reclamefolder.
INSTRUCTIE GEVEN of INSTRUEREN:
De schrijver leert je stap voor stap om een handeling goed uit te voeren. Voorbeelden hiervan zijn een kookrecept, een gebruiksaanwijzing, een werkrooster.
AMUSEREN of VERMAKEN:
De schrijver wil dat je geniet van een tekst. Voorbeelden hiervan zijn een leesboek, een verhaal in een tijdschrift, een e-mail van een vriend, een gedicht.