Wiederholung haben und sein Präteritum und Wortschatz

Wiederholung
-Haben & sein verleden tijd
Wortschatz


1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Wiederholung
-Haben & sein verleden tijd
Wortschatz


Slide 1 - Tekstslide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten

Slide 2 - Sleepvraag

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
war
warst
war
waren
wart
waren

Slide 3 - Sleepvraag

Wo (sein) ..... du gestern?
A
war
B
bist
C
warst
D
wurdest

Slide 4 - Quizvraag

(sein) ..... Sie dafür oder dagegen?

A
Waren
B
Sind
C
War
D
Würden

Slide 5 - Quizvraag

Ich (haben) ..... nichts dagegen!
A
habe
B
hatte
C
wurde
D
würde

Slide 6 - Quizvraag

(haben) ..... ihr heute morgen eine kleine Panne?

Slide 7 - Open vraag

Das (sein) ..... nicht so schlimm.

Slide 8 - Open vraag

het eiland

Slide 9 - Open vraag

het sneeuwt

Slide 10 - Open vraag

de zon schijnt

Slide 11 - Open vraag