VT Ouderenzorg MV p4 oefenvragen toets depressie/delier/dementie/diabetes

VT Ouderenzorg


Psychogeriatrische problemen
  • Dementie
  • Delier
  • Depressie
                 Diabetes Mellitus
Oefenvragen voor de toets
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
PathologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

VT Ouderenzorg


Psychogeriatrische problemen
  • Dementie
  • Delier
  • Depressie
                 Diabetes Mellitus
Oefenvragen voor de toets

Slide 1 - Tekstslide

Quiz
Er volgen nu een aantal quizvragen over dementie.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Wat wordt verstaan onder het proces van ouder worden?
A
Functionele veranderingen die NIET veroorzaakt worden door ziektes / aandoeningen?
B
Functionele veranderingen die WEL veroorzaakt worden door ziektes / aandoeningen?

Slide 3 - Quizvraag


Het verouderingsproces verloopt bij iedereen hetzelfde
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag


Vanaf welke leeftijd is de afbraak van lichaamscellen hoger dan de aanmaak ?
A
vanaf ongeveer 18 jaar
B
vanaf ongeveer 28 jaar
C
vanaf ongeveer 48 jaar
D
vanaf 68 jaar

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent het begrip vergrijzing?
A
Dat de groep ouderen groter wordt dan de groep jongeren in een samenleving
B
Dat door minder aanmaak van pigment het haar grijs wordt
C
Dat er witte stof in de hersenen verdwijnt en vervangen wordt door grijze stof

Slide 6 - Quizvraag


In welke hersenkwab liggen de gebieden die zorgen voor de spraak?
A
in de frontale hersenkwab
B
in de pariëtale hersenkwab
C
in de temporale hersenkwab
D
in de occipitale hersenkwab

Slide 7 - Quizvraag

De meest voorkomende vorm van dementie is .....
A
De ziekte van Alzheimer
B
Vasculaire dementie
C
Lewy body dementie
D
Frontotemporale dementie

Slide 8 - Quizvraag

Welk verschijnsel
vertoont deze meneer?
A
Afasie
B
Apraxie
C
Agnosie
D
Agressie

Slide 9 - Quizvraag

Mevrouw de Vries heeft dementie. Zij heeft steeds meer moeite om zelfs de simpelste dingen te onthouden. Sinds enkele dagen heeft zij ook moeite met het smeren van een boterham. Met haar spieren is er niets aan de hand. Ze kan aangeleerde handelingen niet langer goed uitvoeren.

Vraag: Hoe wordt deze stoornis in het uitvoeren van aangeleerde handelingen genoemd?
A
Afasie
B
Apraxie
C
Agnosie
D
Amusculi

Slide 10 - Quizvraag

Dementie kan hallucinaties of wanen veroorzaken. Er zijn echter nog meer dingen die hallucinaties of wanen kunnen uitlokken bij zorgvragers.

Wat is een andere veroorzaker van hallucinaties of wanen bij zorgvragers?
A
Slechte voeding
B
Erg goed gehoor
C
Koorts
D
Paracetamol

Slide 11 - Quizvraag

Zorgvragers met dementie kunnen last krijgen van ontremming.

..... is een symptoom van ontremming.
A
Rustig in een hoekje zitten
B
Lachen om een grap
C
Huilen bij het overlijden van een vriend
D
Schelden

Slide 12 - Quizvraag

Sommige mensen met dementie herkennen
personen, voorwerpen en geuren niet meer,
ondanks goed werkende zintuigen.

Hoe wordt dit symptoom genoemd?
A
Agnosie
B
Afasie
C
Apraxie
D
Apersonie

Slide 13 - Quizvraag

Hoe wordt het genoemd als iemand zich niet meer netjes gedraagt en zijn manieren verliest door dementie?
A
Manierenverlies
B
Decorumverlies
C
Waardenverlies
D
Formatieverlies

Slide 14 - Quizvraag

Stelling:
Een van de eerste verschijnselen van een dementie is de aantasting van het .....
A
Kortetermijngeheugen
B
Langetermijngeheugen
C
Oriëntatievermogen
D
Spraakvermogen

Slide 15 - Quizvraag

Meneer H. heeft de ziekte van Alzheimer. Hij merkt dat hij steeds meer vergeet en dat maakt hem angstig en verdrietig. Hij is bang voor wat de ziekte in de toekomst met hem zal doen.

Vraag: In welk fase van dementie bevindt meneer H. zich?
A
Fase van “de verzonken ik”
B
Fase van “de verborgen ik”
C
Fase van “de verdwaalde ik”
D
Fase van “de bedreigde ik”

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een typisch kenmerk bij mensen met Lewy body dementie?
A
Ze hebben loopstoornissen die je ook bij Parkinson patiënten ziet
B
Ze hebben loopstoornissen die je ook bij COPD patiënten ziet
C
Ze hebben oogproblemen net als bij patiënten met diabetes
D
Ze hebben oogproblemen net als bij patiënten met hart en vaat ziekten

Slide 17 - Quizvraag


Bij welke vorm van dementie is het ziekteverloop trapsgewijs?
A
Ziekte van Alzheimer
B
Vasculaire dementie
C
Frontotemporale dementie
D
Lewy body dementie

Slide 18 - Quizvraag

Vaak wordt een MMSE gebruikt om de diagnose dementie te kunnen stellen, wat is een MMSE?
A
Een anamnese die je afneemt bij een familielid van de zorgvrager
B
Een vragenlijst om vast te stellen of iemand aan dementie lijdt
C
Een beeldvormend onderzoek om de hersenen en eventuele schade daar te kunnen bekijken
D
Een onderzoek waarbij je de hersenactiviteit kunt meten

Slide 19 - Quizvraag


Wat is bij het syndroom van Korsakov de oorzaak van de schade in de hersenen?
A
Ernstig tekort aan vitamine B1
B
Alcohol tast de hersencellen aan
C
Eiwitophopingen in de hersenen
D
Genetische afbraak van hersencellen

Slide 20 - Quizvraag

Een verschijnsel bij Korsakov kan zijn dat iemand gaat confabuleren. Wat betekent confabuleren?
A
De normen en waarden van iemand verdwijnen
B
De zorgvrager vertelt hele verhalen die niet juist zijn
C
Stemmingsproblemen, bijvoorbeeld lusteloosheid, onverschilligheid en verlies van initiatief
D
Hyperactiviteit, bijvoorbeeld steeds dezelfde karweitjes doen

Slide 21 - Quizvraag

Beginnende en milde dementie
Matige tot ernstige 
dementie
Ernstige
dementie
Zeer ernstige dementie
Beginnende en 
milde dementie
Matige tot 
ernstige dementie
Ernstige 
dementie
Zeer ernstige
dementie
Begeleidingsbehoeftige fase
Verzorgings-
behoeftige fase
Verplegings-
behoeftige fase
Verplegings-
behoeftige fase
"Bedreigde ik"
"Verdwaalde ik"
"Verborgen ik"
"Verzonken ik"

Slide 22 - Sleepvraag

Alzheimer
Vasulaire dementie
Frontotemporale dementie
Lewy body dementie
timer
3:00
Alzheimer
Vasculaire dementie
Frontotemporale dementie
Lewy body dementie
Oorzaak: Eiwitophopingen en atrofie

Oorzaak: Bloedvoorziening in de hersenen verstoord

Oorzaak: Abnormale eiwitaanslagen

Oorzaak:  afsterven van hersencellen in voorhoofds-  en slaapbeenkwab. 25-40% genetisch

Begint meestal na 70e levensjaar
Geleidelijke achteruit; in handelen, spreken, spontane activiteiten en beweging.
En geheugenverlies
Verlies interesse, inzicht.
Afhankelijk van de gebieden die getroffen zijn.
In ver stadium, alle kenmerken net als bij Alzheimer.

Wisselende verwardheid en hallucinaties.
Loopstoornissen (Parkinson)
Geheugen en oriëntatie stoornissen
Wisselende aandacht en concentratie, onrust.
Begint op jongen leeftijd (50-60)
Persoonlijkheidsveranderingen
Tegen vreemde mensen praten en rare opmerkingen
Onbeleefd, egoïstisch, agressief.
Spraakproblemen
slikproblemen

Slide 23 - Sleepvraag

Quiz
Er volgen nu een aantal quizvragen over depressie en delier.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden

Slide 24 - Tekstslide

Depressie komt regelmatig voor bij zorgvragers met dementie. Hoe lang moeten de symptomen bij een depressie aanwezig zijn om de diagnose te kunnen stellen?
A
minstens een week
B
minstens twee weken
C
minstens een maand
D
minstens drie maanden

Slide 25 - Quizvraag



Risicofactoren voor het ontstaan van een delier zijn:
A
Leeftijd boven de 50 jaar
B
Gehoorstoornissen
C
beide bovenstaande
D
geen van bovenstaande

Slide 26 - Quizvraag



Stelling: Een delier is altijd een gevolg van een lichamelijke oorzaak.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag


Hoe verloopt het ontstaan van een delier?
A
acuut
B
langzaam en sluipend
C
dat verschilt per persoon

Slide 28 - Quizvraag


Wat is een voorbeeld van een uitlokkende factor voor een delier?
A
Cognitieve stoornissen
B
Leeftijd van 70 jaar of ouder
C
gebruik van alcohol
D
Infectie en koorts

Slide 29 - Quizvraag


Desoriëntatie is een kenmerkend symptoom bij:
A
Delier
B
Depressie
C
beide bovenstaande
D
geen van bovenstaande

Slide 30 - Quizvraag

Quiz
Er volgen nu een aantal quizvragen over diabetes.
Let op: je hebt beperkt de tijd om elke quizvraag te beantwoorden

Slide 31 - Tekstslide

timer
1:00
Zorgt voor stijging van de bloedsuiker-
spiegel
Insuline
Glucagon
Zorgt dat  glucose omgezet wordt in glycogeen
Zorgt dat  glycogeen omgezet wordt in glucose
Zorgt voor een daling van de bloedsuiker-
spiegel
Zorgt dat vet en eiwitten omgevormd worden tot glucose bij een tekort aan glucose

Slide 32 - Sleepvraag


Waar in het lichaam worden de hormonen glucagon en insuline gemaakt?
A
In de lever
B
In de bijnier
C
In de hypofyse
D
In de alvleesklier

Slide 33 - Quizvraag


Welk hormoon wordt aan het bloed afgegeven na het eten van een maaltijd?
A
Insuline
B
Glucagon

Slide 34 - Quizvraag


Welke glucosewaarde
moet het bloed normaal gesproken ongeveer hebben?
A
Tussen de 2,0 en 5,0 millimol per liter
B
Tussen de 3,5 en de 8,0 millimol per liter
C
Tussen de 5,0 en 10,0 millimol per liter
D
Tussen de 6,0 en de 12,0 millimol per liter

Slide 35 - Quizvraag


Diabetes type 1 komt het meest voor
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quizvraag


Bij diabetes type 2
wordt er ...
A
... geen insuline meer aangemaakt door de alvleesklier
B
...te weinig insuline aangemaakt en/of reageert het lichaam er niet meer goed op.
C
... wel insuline aangemaakt, maar dat wordt weer afgebroken.

Slide 37 - Quizvraag


Welk symptoom past niet bij diabetes type 2?
A
slecht of wazig zien
B
dorst en veel drinken
C
veel plassen
D
gewichtsverlies

Slide 38 - Quizvraag


We spreken van een hypo(glykemie) bij een glucosewaarde
A
onder de 4 mmol/l
B
onder de 6 mmol/l
C
boven de 8 mmol/l
D
boven de 10 mmol/l

Slide 39 - Quizvraag


Mogelijke oorzaken van een hyper(glykemie) zijn:
A
stress, te veel bewogen, te weinig gegeten, te weinig insuline gespoten
B
stress, te weinig bewogen, te weinig gegeten, te veel insuline gespoten
C
stress, te weinig bewogen, te veel gegeten, te weinig insuline gespoten
D
stress, te weinig bewogen, te veel gegeten, te veel insuline gespoten

Slide 40 - Quizvraag

Je ziet dat meneer Dirksz, die diabetes heeft, zit te beven en te zweten. Daarnaast is hij verward. Wat zou er met hem aan de hand zijn?
A
Hij heeft een hypo
B
Hij heeft een hyper

Slide 41 - Quizvraag


Een mogelijke complicatie bij diabetes is neuropathie. Wat is dit?
A
een netvliesbeschadiging
B
een nierbeschadiging
C
een zenuwbeschadiging
D
een bloedvatbeschadiging

Slide 42 - Quizvraag


Een mogelijke complicatie bij diabetes is nefropathie. Wat is dit?
A
een netvliesbeschadiging
B
een nierbeschadiging
C
een zenuwbeschadiging
D
een bloedvatbeschadiging

Slide 43 - Quizvraag


Een mogelijke complicatie bij diabetes is retinopathie . Wat is dit?
A
een netvliesbeschadiging
B
een nierbeschadiging
C
een zenuwbeschadiging
D
een bloedvatbeschadiging

Slide 44 - Quizvraag

Diabetes type 1
Diabetes type 2
timer
3:00
Geleidelijk
begin
Diabetes
type 1
Diabetes
type 2
Plotseling 
begin
Risico-
factoren:
erfelijke factoren 
en infecties
Risicofactoren:
erfelijke factoren en ongezonde leefstijl
10% van het totaal aantal mensen met diabetes
90% van het totaal aantal mensen met diabetes
Ontstaat meestal op jonge leeftijd
Ontstaat meestal op een leeftijd boven de 40 jaar
Behandeling: toediening van insuline (injectie/pomp)
Behandeling: leefstijl aanpassen, tabletten en later soms toediening van insuline

Slide 45 - Sleepvraag

Diabetes type 1 en type 2

Slide 46 - Tekstslide

Welke verschijnselen horen bij een hypo- en welke bij een hyperglycemie?
hypoglycemie
hyperglycemie
wisselend humeur
honger
slaperigheid
zweten
droge tong
moeheid
veel plassen
bleekheid
slecht zien

Slide 47 - Sleepvraag

Succes met de toets!
Ik wens jullie heel veel succes bij de toets!


Slide 48 - Tekstslide