Wat moet je nu kennen/kunnen:- Je moet weten wat een zout is en waaruit zouten uit opgebouwd zijn
- Je moet weten de eigenschappen zouten zijn
- Je moet weten waar het romeinse cijfer voor staat in de naam van een zout
- Je moet weten wat triviale/rationele namen zijn en deze kunnen opzoeken met behulp van SD.
- Je moet verhoudingsformules van zouten kunnen opstellen met enkelvoudige en samengestelde ionen (waarbij soms gebruik van haakjes gemaakt moet worden)