Vraagzinnen en Vraagwoorden

Vraagzinnen en vraagwoorden
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Vraagzinnen en vraagwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Vraagwoorden
Weten jullie het nog?

Slide 2 - Tekstslide

Vragen maken
Een vraag is een zin met op het einde een ?

Een zin begint met een vraagwoord
Er zijn 6 vraagwoorden. 

Wie - Wat - Waar - Hoe - Wanneer - Waarom
1
2
3
4
5
6

Slide 3 - Tekstslide

_______ is moe?
A
Wie
B
Wat
C
Wanneer
D
Hoe

Slide 4 - Quizvraag

_____ doe je? Ik lees een boek.
A
Wie
B
Wat
C
Hoe
D
Wanneer

Slide 5 - Quizvraag

______ is boos?
A
Wanneer
B
Waar
C
Wat
D
Wie

Slide 6 - Quizvraag

_________ hen je weekend? Op zaterdag en zondag.
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom
D
Hoe

Slide 7 - Quizvraag

_________ ben je thuis? Om tien uur.
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom
D
Hoe

Slide 8 - Quizvraag

_________ is de ISK school? In Leeuwarden.
A
Wie
B
Wanneer
C
Waarom
D
Waar

Slide 9 - Quizvraag

___________ hebben wij de toets? Vrijdag.
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarom
D
Hoe

Slide 10 - Quizvraag

_______ ga jij naar school? Ik wil Nederlands leren.
A
Wie
B
Hoe
C
Waarom
D
Waar

Slide 11 - Quizvraag

Vraagzinnen maken van een gewone zin....

Slide 12 - Tekstslide

Gewone zinnen:
Wie/Wat
Werkwoord
Rest
Jullie
willen
thee.
Hij
loopt
altijd naar school.
Jij
gaat
boodschappen doen.

Slide 13 - Tekstslide

Vraagzinnen






Welke 3 dingen zijn er veranderd?
Werkwoord
Wie/wat
Rest
Willen
jullie
thee?
Loopt
hij
altijd naar school?
Ga
jij
boodschappen doen?

Slide 14 - Tekstslide

Let op!!!!!!!!!!!!!!
Vraagzin met jij? 
T moet WEG


Jij loopt naar school.  Loop jij naar school?
Jij gaat naar de zee. Ga jij naar de zee?

Slide 15 - Tekstslide

Maak een vraag van deze zin:
Jullie gaan naar de Jumbo.

Slide 16 - Open vraag

Maak een vraag van deze zin:
Jij loopt naar school.

Slide 17 - Open vraag

Maak een vraag van deze zin:
Jij bent 12 jaar oud.

Slide 18 - Open vraag

Maak een vraag van deze zin:
Hij schrijft een zin.

Slide 19 - Open vraag

Maak een vraag van deze zin:
Wij gaan naar een restaurant.

Slide 20 - Open vraag

1. Maak in je schrift klare taal les 15
2. Maak in de classroom de extra oefening. 

Slide 21 - Tekstslide