10 oktober

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica/opdracht?
  • Atheense democratie
  • Vertalen 7C
  • Benoemen 7C  
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica/opdracht?
  • Atheense democratie
  • Vertalen 7C
  • Benoemen 7C  

Slide 1 - Tekstslide

Vragen grammatica?

Slide 2 - Open vraag

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video


Slide 5 - Open vraag


Slide 6 - Open vraag

A Werkwoord 1
  • 1 a zullen … (gevolgd door het hele werkwoord)
  • b                                                                    c
  • 1 ποιήσεις r. 3 2 ev                                  ποιε-
  • 2 ἀφαιρήσεις r. 4 2 ev                           ἀφαιρε-
  • 3 ὠφελήσεις r. 15 2 ev                          ὠφελε-
  • 4 λέξω r. 15 1 ev                                       λεγ-
  • 5 δυνήσεται r. 16 3 ev                           δυνα-
  • 6 προστατεύσεις r. 18 2 ev                   προστατευ- 

Slide 7 - Tekstslide

A Werkwoord 1
  • c stam + σ:
  • d ε en α → η voor de σ; net als in de aoristus
  • e de uitgangen van het praesens

Slide 8 - Tekstslide

A Werkwoord 1
  • f λύσω             λύσομαι
  • λύσεις              λύσει
  • λύσει                λύσεται
  • λύσομεν          λυσόμεθα
  • λύσετε             λύσεσθε
  • λύσουσι(ν)     λύσονται

Slide 9 - Tekstslide

A Werkwoord 2
  • a gen. mv mnl. ptc. praes.
  • b zelfstandig
  • c (uit) degenen die weten 

Slide 10 - Tekstslide

B Naamwoord
  • 1 a σοφωτάτου, δοκιμώτατοι, κακοδοξότατοι
  • b -τατος, -τάτη, τατον
  • c volgens de o-/α-decl.; volgens ἀγαθός, ἀγαθή, ἀγαθόν

Slide 11 - Tekstslide

Συμβουλή 1
  • In 7.A: vriend helpen (als voorbeeld voor het helpen van de stad) (r. 22-23).
  • In 7.B: Als een man niet één talent kan dragen, kan hij er ook niet meerdere dragen
  • (r. 16). Voorbeeld voor: als je niet voor één huishouden kunt zorgen, kun je ook niet voor de stad zorgen.

Slide 12 - Tekstslide

Συμβουλή 2
  • Jij kunt helemaal niets zeggen.
  • Twee ontkenningen waarvan de laatste samengesteld is versterken elkaar; 
  • twee ontkenningen waarvan de laatste enkelvoudig is heffen elkaar op (litotes) en drukken daardoor het positieve sterker uit (niets niet = alles)

Slide 13 - Tekstslide

Oefening 1
  • 1 hij zal doen, maken; jij zult voor jezelf maken
  • 2 zij hebben gezwegen
  • 3 geprobeerd hebbend, nom. ev mnl., aor. act. ἐπιχειρέω - proberen
  • 4 ontmoet hebben, aor. act.
  • 5 zij gebruikten

Slide 14 - Tekstslide

Oefening 1
  • 6 hij eert/jij eert (voor) jezelf
  • 7 zij zullen verzamelen
  • 8 wij zullen verzorgen
  • 9 geëerd hebbend, nom. ev vrl., aor. act. τιμάω - eren
  • 10 verworven hebbend, nom. ev vrl. aor. med. κτάομαι - verwerven

Slide 15 - Tekstslide

Oefening 1
  • 11 jullie hebben verzameld
  • 12 geprobeerd hebbend acc. ev mnl. (nom./acc. mv onz.) aor. act. ἐπιχειρέω-proberen
  • 13 ik zal verlangen (naar)
  • 14 blijf
  • 15 ik schreeuwde, zij schreeuwden

Slide 16 - Tekstslide

Oefening 2
  • 1 πειράσει medium, de andere vormen zijn actief
  • 2 τυχοῦσα aoristus, de andere vormen zijn praesens
  • 3 ἐπεχείρησας indicativus, de andere vormen zijn participium
  • 4 λύσεται medium, de andere vormen zijn actief

Slide 17 - Tekstslide

Oefening 3
  • Een man had twee zonen. 
  • De jongste van hen zei tegen zijn vader: 
  • ‘vader, geef mij het (mij) toekomende deel van het familievermogen.’ 
  • En hij verdeelde het vermogen voor hen. 

Slide 18 - Tekstslide

Oefening 3
  • En hij verdeelde het vermogen voor hen. En na een paar (lett. niet veel) dagen bracht de jongste zoon alles bij elkaar 
  • en vertrok naar een ver land 
  • en verkwistte daar zijn vermogen door losbandig te leven.

Slide 19 - Tekstslide

Oefening 4
  • Nu ben ik smal en mager. 
  • Maar in korte tijd/binnenkort zullen mijn meesters een bruiloft houden 
  • en nadat ik dan veel gegeten zal hebben, 
  • zal ik vetter zijn en voor jou een lekkerder hapje worden.

Slide 20 - Tekstslide

Oefening 5
  • Sokrates, jij schijnt mij zeer gelijkend te zijn op/zeer te lijken op die sidderrog; 
  • want ook die doet degene die (haar) steeds nadert 
  • en aanraakt verlamd worden.

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht bij de tekst
  • Benoem ieder woord in de zin.
  • Bij werkwoorden: geef modus, tijd, these, aspect, persoon.
  • Bij naamwoorden: geef naamval, geslacht, getal
  • Geef bij naamwoorden de (vermoedelijke) functie in de zin, of geef aan of dit een vaste aanvulling is (waarbij?)

Slide 22 - Tekstslide

Aan het werk.
  • Herhaal woordjes van Serie 1 t/m 6.
  • Leer de woordjes van 7ABC 
  • Benoem 7C, t/m 13. 
  • Vertaal 7C, t/m 7.

    Dit is ook huiswerk!

Slide 23 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 24 - Open vraag

Wat is nog onduidelijk?
Waar wil je meer over weten?

Slide 25 - Open vraag