Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Woordsoorten (Persvnw en Bezvnw) H1 2V
Nederlands
2V
1 / 28
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
In deze les zitten
28 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Nederlands
2V
Slide 1 - Tekstslide
Deze les
Herhaling woordsoorten jaar 1
Grammatica woordsoorten hoofdstuk 1
Slide 2 - Tekstslide
Grammatica woordsoorten
Woorden van een zin verdelen in woordsoorten
Je benoemt elk woord afzonderlijk
Het gaat om de functie van het woord in de zin: niet om de betekenis
Slide 3 - Tekstslide
Lidwoord (LW)
De, het
= bepaald lidwoord.
(Het is
bepaald
, staat vast, wanneer je
de
of
het
gebruikt.)
Een
= onbepaald lidwoord.
(
Onbepaald
omdat je
een
zowel voor een
de
- als een
het
-woord kunt zetten.)
Slide 4 - Tekstslide
Zelfstandig naamwoord (ZN)
Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal de, het of een voor zetten.
Het heeft vaak een vorm voor enkelvoud en meervoud.
Een eigennaam is ook een ZN.
Bijvoeglijk naamwoord (BN)
Zegt iets over het ZN.
Kan voor of achter het ZN staan.
Het BN heeft vaak een korte en een lange vorm (met -e).
Een BN kent meestal de trappen van vergelijking.
Een stoffelijk BN zegt van welk materiaal iets gemaakt is.
Slide 5 - Tekstslide
Sleep de kenmerken van de woordsoorten naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal de, het of een voor zetten.
Een eigennaam is een vorm van deze woordsoort.
Deze woordsoort zegt iets over het ZN.
Deze woordsoort staat meestal vóór het ZN.
Deze woordsoort heeft een korte en een lange vorm.
Je kunt vaak de trappen van vergelijking erop toepassen.
Er bestaat ook een stoffelijke variant van deze woordsoort.
Slide 6 - Sleepvraag
Voornaamwoorden
Voorzetsel (VZ)
Een voorzetsel geeft een plaats, tijd of reden/oorzaak aan.
plaats
: onder de tafel - achter de deur
tijd
: na de vakantie - tijdens de wandeling
reden/oorzaak
: vanwege de file - door het succes
Een voorzetsel staat vaak voor een lidwoord of een voornaamwoord.
In de kast - na deze mevrouw
Een voorzetsel kan ook na een zelfstandig naamwoord staan.
die kant uit - de brug op
Slide 7 - Tekstslide
Wie heeft de code van Kahoot al gekregen?
___________
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel
Slide 8 - Quizvraag
Wie heeft de code van Showbie al gekregen?
____
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel
Slide 9 - Quizvraag
Wie heeft de code van Showbie al gekregen?
____
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel
Slide 10 - Quizvraag
De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel
Slide 11 - Quizvraag
De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
_______
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel
Slide 12 - Quizvraag
Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)
Het
persoonlijk voornaamwoord
verwijst naar een persoon, dier of ding, zonder ze bij naam te noemen.
Vervang de persoonlijke voornaamwoorden door namen van personen als je het niet zeker weet.
Kun je het niet vervangen door een naam, dan is het dus geen persoonlijk voornaamwoord!
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Pers.vnw vervangen door naam
Lisa
gaat ook naar het feest.
Zij
gaat ook naar het feest.
Max
eet het bot lekker op.
Hij
eet het bot lekker op.
Wij namen gisteren een lekker ijsje.
Marijn en Melvin aten gisteren een lekker ijsje.
Slide 15 - Tekstslide
Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar
Slide 16 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord?
A
jij
B
hond
C
huis
D
schaar
Slide 17 - Quizvraag
Wat is het persoonlijk voornaamwoord? ''Heeft de bakker jou wisselgeld gegeven?''
A
De bakker
B
Jou
C
Wisselgeld
D
Heeft gegeven
Slide 18 - Quizvraag
Bezittelijk voornaamwoord
De naam zegt het al: een
bezittelijk voornaamwoord
geeft een bezit aan.
Met een bezittelijk voornaamwoord kan je aangeven of iets van jou is of van iemand anders.
Kan ik
jouw
pen lenen.
Mijn
hond speelt graag met
jullie
hond.
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
persoonlijk voornaamwoord
Zij
geeft
de
kaarten
aan
ons.
Hebt
u
ons
gezien
tijdens
dat
feestje
van
hem.
Slide 21 - Sleepvraag
bezittelijk voornaamwoord
Doet
jullie
computer
ook
zo
raar.
Hun
auto
is
duurder
dan
de
onze.
Slide 22 - Sleepvraag
Mijn
neef heeft thuis een slang.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 23 - Quizvraag
Zijn dat
jouw
buren?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 24 - Quizvraag
Hun
tuin is daar groot genoeg voor.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 25 - Quizvraag
Zij
graven een zwembad in de tuin.
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 26 - Quizvraag
jouw/uw?
Kun je in plaats van jou/jouw mijn invullen schrijf dan een
w
Dit is jouw/uw boek.
Dit is mijn boek.
Dus wel een w
jou/u?
Kun je je naam invullen: schrijf dan
geen w
Dit boek is van jou/u.
Dit boek is van Meron.
Dus geen w
Slide 27 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Grammatica woordsoorten hoofdstuk 1
Maken opdracht 1 t/m 4
Slide 28 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Grammatica woordsoorten hoofdstuk 1
Januari 2023
- Les met
29 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
2.7 Woordsoorten
December 2023
- Les met
15 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Herhalen woordsoorten 17-3-21
Maart 2021
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
Grammatica woordsoorten hoofdstuk 1 t/m 6 zoals op de toets wordt gevraagd
Juni 2023
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
2 kader 2.7 Grammatica -1
Januari 2021
- Les met
33 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
klas 1 v Grammatica woordsoorten
September 2023
- Les met
32 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
Alle woordsoorten klas 1
April 2020
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Les 2.7 Grammatica (1)
November 2020
- Les met
18 slides
Ne
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 1