Unit 4 recap

Unit 4 herhaling
Extra uitleg :
  • Question tags
  • Much/many/a lot of  
  • Will & shall
  • To be going to
Werkblad
Vocabulary spelletjes
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Unit 4 herhaling
Extra uitleg :
  • Question tags
  • Much/many/a lot of  
  • Will & shall
  • To be going to
Werkblad
Vocabulary spelletjes

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat waren de tag questions?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat was het verschil tussen much en many?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil tussen will en shall?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

To be going to wordt gebruikt om over gebeurtenissen in de ........ te spreken
A
Verleden
B
Heden
C
Toekomst

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pak je schrift erbij!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tag questions
  • Korte vragen aan het eind van de zin, zoals ‘hè?’ of ‘toch?’ in het Nederlands.
  • Je hebt een hoofdzin en een bijzin
  • Het werkt net als bij een batterij. Is de ene kant positief (+), dan is de andere kant negatief (-).
She is in the garden, isn’t she?


Slide 7 - Tekstslide

uitzondering I: wordt aren't ipv amn't

Your parents aren’t angry, are they?    
He doesn’t like you, does he?
I am on time, aren’t I?
Much / Many / A lot of
Much en many betekenen allebei ‘veel’.
  • Many gebruik je bij dingen die je kunt tellen (woorden in het meervoud)
  • Much gebruik je bij dingen die je niet kunt tellen (woorden in het enkelvoud)
  • In beide gevallen kun je ook a lot of gebruiken (alleen bevestigende zinnen)

Slide 8 - Tekstslide

many rooms, computers, shirts, apples, parties, people, glasses of milk

much rain, work, time, tea, money, milk

Will
  1. Voornemens of besluiten op het moment van spreken
  2. Gebeurtenissen die in de toekomst (niet) gaan gebeuren
  3. Wensen, veronderstellingen, beloftes, aanbiedingen, verzoeken of voorspellingen


Slide 9 - Tekstslide

ik zal je naar school brengen= i will take you to school

ik hoop dat ze mij een cadeau geeft= i hope she will give me a present
Shall
om een voorstel te doen of te vragen naar iemands mening of besluit

Slide 10 - Tekstslide

zullen we naar de bioscoop gaan? = shall we go to the cinema?
To be going to
  1. Plannen die al gemaakt waren voor het moment van spreken
  2. Voorspellingen gebaseerd op aanwijzingen

Slide 11 - Tekstslide

zij gaan morgen naar de dierentuin= they are going to visit the zoo tomorrow

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkblad !

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Link

642518