Nederlands aankomend onderofficier grondoptreden les 1 lezen

Welkom, fijn dat je er bent, lesdag 1 Nederlands
 Kennismaken met docent
Lesdoel Nederlands 
- kennis opdoen van de opbouw van de examens Nederlands
- theorieonderdelen lezen
  • Je herkent het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst.
  • Je weet wat een schrijver met zijn tekst wil bereiken en voor wie de tekst bedoeld is.
  • je weet waar je op moet letten om te bepalen of een tekst betrouwbaar is. 
  • Je herkent de opbouw (structuur) van een tekst en je vindt snel je weg in een tekst.
  • Je herkent de deelonderwerpen van een tekst.
  • Je herkent signaalwoorden en je ontdekt verbanden in de tekst.
  • Je herkent de drie belangrijkste tekstdoelen.                                                                                                

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBeroepsopleiding

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom, fijn dat je er bent, lesdag 1 Nederlands
 Kennismaken met docent
Lesdoel Nederlands 
- kennis opdoen van de opbouw van de examens Nederlands
- theorieonderdelen lezen
  • Je herkent het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst.
  • Je weet wat een schrijver met zijn tekst wil bereiken en voor wie de tekst bedoeld is.
  • je weet waar je op moet letten om te bepalen of een tekst betrouwbaar is. 
  • Je herkent de opbouw (structuur) van een tekst en je vindt snel je weg in een tekst.
  • Je herkent de deelonderwerpen van een tekst.
  • Je herkent signaalwoorden en je ontdekt verbanden in de tekst.
  • Je herkent de drie belangrijkste tekstdoelen.                                                                                                

Slide 1 - Tekstslide

                 Examenonderdelen Nederlands 2F
Instellingsexamen en centraal examen
instellingsexamen (ie) en het centraal examen (ce)

Centraal examen lezen/luisteren op de computer.  
- 90 minuten  op Zadkine-locatie.

Het instellingsexamen  dit zijnde examens  schrijven, spreken en gesprekken voeren. Schrijven is ook op een Zadkine-locatie. 
(Controlevraag: zijn er mensen met dyslexie of ADHD etc, stuur me dan even een privéchat, misschien kom je in aanmerking voor extra tijd.) 

Slide 2 - Tekstslide

Berekening eindcijfer Nederlands
Het centraal examen lezen en luisteren wordt beoordeeld met één cijfer (op één decimaal nauwkeurig, dus bijv. een 7,1). 
De drie instellingsexamencijfers worden gemiddeld tot één cijfer (ook op één decimaal nauwkeurig). 
Het eindcijfer Nederlands is het gemiddelde van die twee cijfers. Dit wordt afgerond op een geheel getal (van 1-10). 
Je moet minimaal een afgeronde 5 scoren om te slagen. 

Slide 3 - Tekstslide

Uitleg theorie lezen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Lezen onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp
- Elke tekst heeft een onderwerp.
- Het onderwerp kun je in één of een paar woorden zeggen.
- Je kunt het onderwerp vaak al uit de titel halen, uit de eerste alinea en ook tussenkopjes en afbeeldingen helpen hierbij. 

Slide 6 - Tekstslide

Lezen onderwerp en hoofdgedachte
Hoofdgedachte

  • In de hoofdgedachte wordt in één zin gezegd waar de tekst over gaat.
  • Om achter de hoofdgedachte te komen, kun je aan jezelf vragen:               wat zegt de schrijver over het onderwerp?
  • De hoofdgedachte staat vaak in de inleiding van een tekst.
  • Bij langere artikelen staat de hoofdgedachte meestal in het slot van de tekst.



 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht: lees de tekst en denk na over de hoofdgedachte. 
Wisknop

Heb jij wel eens een reactie achtergelaten op een site waar je achteraf vreselijk van baalde, omdat je ‘m niet meer verwijderd kreeg? Jongeren in Californië hoeven dat niet meer. Zij kregen een wet die een ‘wisknop’ verplicht op alle websites.
Op internet is het heel makkelijk om informatie over jezelf met de hele wereld te delen. Gek genoeg is het een stuk lastiger om deze info weer weg te halen. Daar wilden politici in de Amerikaanse staat Californië wat aan doen.
In de nieuwe wet staat dat alle websites het mogelijk moeten maken voor jongeren onder de achttien om gedeelde informatie zelf te wissen. Op sociale media als Twitter en Facebook kon dat al, maar op veel andere sites nog niet. Daar is vanaf 2015 verandering ingekomen.
In de nieuwe wet staat ook dat sites die zich op jongeren richten geen reclame mogen maken voor illegale producten voor minderjarigen, zoals tabak, alcohol en wapens. De bedenkers hopen jongeren zo te beschermen. Ook tegen pesten en schaamte bij latere sollicitaties.


Slide 8 - Tekstslide

Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
Je kunt spijt krijgen van een reactie die je op internet hebt geplaatst.
B
Er is een wet die beter beschermt tegen de nadelen van internet.
C
Jongeren in Californië hebben een wisknop op internetsites.
D
Jongeren onder de achttien moeten gedeelde informatie zelf kunnen wissen.

Slide 9 - Quizvraag

Doel en publiek
Wat wil de schrijver met zijn tekst bereiken en voor wie is de tekst bedoeld?

Voor een schrijver is het zeer belangrijk te weten wie zijn/haar publiek is. Waarom?
Publiek bepaalt ook het doel van een tekst. 

Slide 10 - Tekstslide

VOORBEELD
Twee teksten over onderwerp ‘honden’
1. Krantenbericht over hoeveel Nederlanders een hond hebben en welke rassen het meest populair zijn
--> doel: informeren
--> publiek: krantenlezers (breed publiek)
2. Folder van het asiel met het bericht om een hond uit het asiel te nemen
--> doel: overhalen
--> publiek: hondenliefhebbers of mensen die een pup kopen


Slide 11 - Tekstslide

Zet de juiste tekstsoorten bij de juiste tekstdoelen.
Tekstdoel Informeren
Tekstdoel Overtuigen
Tekstdoel Instrueren
nieuwsbericht over de sterilisatie van zwerfhonden in Spanje. 
Folder van dierenarts om je huisdier  te laten sterriliseren. 

Een oproep op een website om te gaan protesteren.
Recept voor een eiwitshake. 
Artikel op website over de voordelen van eiwitshakes.
Spelhandleiding hoe je 'Catan' moet spelen.
Folder over de Audi A6 Avant e-tron 
Handleiding Ikea-kast

Slide 12 - Sleepvraag

Slide 13 - Video

Betrouwbaarheid van een tekst
Waar let je op als je wil weten of de informatie in een tekst betrouwbaar is?


Slide 14 - Tekstslide

Het bronnen-ABCD

Slide 15 - Tekstslide

Betrouwbaarheid van een tekst
Is de bron actueel?
Hoe recent is de bron in kwestie? Zijn er recente reacties geplaatst? Dit criterium is vooral van toepassing bij het bepalen van de betrouwbaarheid van nieuwsberichten, wanneer er sprake van is dat berichten ook weer kunnen worden achterhaald door nieuwere informatie.
Is de bron benaderbaar?
Is bekend wie de afzender is, waar hij/zij werkt? Is hij/zij bereikbaar via een (mail)adres of website?
Is de bron controleerbaar?
Zijn feiten te controleten? Worden andere bronnen opgegeven die je zelf kunt raadplegen? Bijvoorbeeld links naar onderzoeken?
Is de bron deskundig?
Heeft de afzender voldoende (achtergrond)kennis? Heeft hij/zij bijvoorbeeld een opleiding gedaan over het onderwerp waarover het gaat?



Slide 16 - Tekstslide

Zelfstandig werken  

Slide 17 - Tekstslide

De indeling van teksten
Hoe herken je de opbouw (structuur) van een tekst en hoe vind je snel de weg in de tekst?

Slide 18 - Tekstslide

Indeling van een tekst
Lange teksten hebben meestal dezelfde opbouw:
-> De titel
-> Soms een korte samenvatting die vetgedrukt is
-> De inleiding
-> Het middenstuk
-> Het slot

Slide 19 - Tekstslide

(Deze indeling gebruik je ook als je zelf iets schrijft )
In de inleiding introduceert de schrijver het onderwerp. Hij wekt daarbij de belangstelling van de lezer. Dat kan hij op verschillende manieren doen, bijvoorbeeld door een anekdote te vertellen of een vraag te stellen. Ook maakt de schrijver in de inleiding vaak duidelijk wat hij over het onderwerp gaat vertellen. Bij een overtuigende tekst introduceert de schrijver in de inleiding vaak ook zijn standpunt.

In het middenstuk wordt het onderwerp van de tekst stap voor stap uitgewerkt. De schrijver bekijkt een onderwerp bijvoorbeeld van verschillende kanten door deskundigen aan het woord te laten of hij geeft argumenten om zijn standpunt te onderbouwen.
In het slot van een tekst sluit de schrijver de tekst af. Hij doet dat vaak met een samenvatting, conclusie, aansporing, advies of een combinatie van deze vormen.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Inleiding
Hier introduceert de schrijver het onderwerp: de aantrekkingskracht van de uitverkoop. Hij wekt de belangstelling van de lezer door een herkenbare situatie te schetsen: hij beschrijft hoe klanten zich gedragen tijdens de Drie Dwaze Dagen van de Bijenkorf. In de laatste zinnen van de inleiding geeft hij aan wat hij over het onderwerp gaat vertellen: de schrijver vraagt zich af wat de aantrekkingskracht is van de uitverkoop. Waarschijnlijk werkt hij het antwoord op deze vraag in de tekst uit.

Slide 22 - Tekstslide

In het middenstuk werkt de schrijver stap voor stap uit waarom de uitverkoop zo aantrekkelijk is voor mensen.
In het slot trekt de schrijver een conclusie. Er spelen zo veel mechanismen een rol, en dat ook nog eens onbewust, dat het geen zin heeft je tegen koopjes te verzetten. Hij geeft ook nog een advies: de Bijenkorf vermijden tijdens de Drie Dwaze Dagen.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Zelfstandig werken

Slide 25 - Tekstslide

Tekstsoorten herhaling
  • Informatieve teksten
  • Betogende teksten
  • Instruerende teksten 



Slide 26 - Tekstslide

Informatieve tekst
  • Neutraal geschreven
  • Geeft informatie
  • Feiten en onderzoek
  • Tekstdoel: informeren

Slide 27 - Tekstslide

Betogende tekst
  • Geeft een mening
  • Onderbouwing met argumenten
  • Opiniestukken, recensies
  • Tekstdoel: overtuigen

Slide 28 - Tekstslide

Instructieve tekst
  • Uitleg hoe je iets (goed) moet doen
  • Stap voor stap
  • 'Doe'- werkwoorden
  • Recepten, handleidingen
  • Tekstdoel: instrueren

Slide 29 - Tekstslide

Tekstdoelen
  • Informeren -- informatieve tekst
  • Overtuigen -- betogende tekst
  • Instrueren -- instructieve tekst

https://create.kahoot.it/details/1bddd0b3-7a26-414b-8b03-842016459706

Slide 30 - Tekstslide

straks: zelfstandig werken maar eerst loopbaan & burgerschap. 

Slide 31 - Tekstslide

Loopbaan en burgerschap 
De opdrachten staan in teams. 

Slide 32 - Tekstslide