Literatuur 11+12 verhalen

Literatuur 11+12 
verhalen
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Literatuur 11+12 
verhalen

Slide 1 - Tekstslide

Programma
-Opdrachten controleren + nakijken
10 min
-Herhalen literaire genres
5 min
-Verhalen
20 min
-Zelfstandig oefenen


35 min


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kent belangrijke begrippen uit de verhaaltheorie (narratologie) en weet wat de functie van bepaalde verhaaltechnieken is;
  • Je kan begrippen uit de narratologie toepassen bij het bespreken van een verhaal;
  • Je kan uitleggen wat de functie en het effect van verteltechnieken zijn;
  • Je kan zelf de werking van verteltechnieken ontdekken. 

Slide 3 - Tekstslide

Huiswerk controleren + nakijken
In Classroom staat een mapje met de titel "antwoorden". 
In dat mapje zie je de antwoorden van de gemaakte opdrachten van vorige week. 
Kijk zelf je werk (goed) na. 

Slide 4 - Tekstslide

Welke literaire genres van vorige week ken je nog?

Slide 5 - Woordweb

Literaire genres
Genre --> soort verhaal.
Lyriek --> poëzie en liedteksten.
Epiek --> verzamelnaam voor alle verhalende literaire teksten. 
Literair proza --> de vernieuwde naam van epiek
Dramatiek --> toneel en film. 
Mythen --> verhalen over (half)goden en helden en geven een verklaring voor de onbegrijpelijke werkelijkheid. 
Legenden --> vertellen over levens van heiligen en wonderen. 
Sagen --> fantasy-achtige verhalen over mystieke zaken.
Sprookjes --> moralistische volksverhalen waarin het goede met het kwade strijdt. 
Fabels --> dierenverhalen waarin mensen een spiegel wordt voorgehouden. 
Avonturenromans --> boeken waarin veel gebeurt. 
Psychologische romans --> gaan vooral om de binnenwereld van een personage. 
Ideeënromans --> de visie op de werkelijkheid is belangrijker dan de ontwikkeling van de personages. 
Zeer kort verhaal --> verhaal van maximaal 500 woorden.
Kort verhaal --> tja... 
Novelle --> te lang voor een kort verhaal, te kort voor een roman, meestal 100 pagina's. 
Roman --> boek. 

Slide 6 - Tekstslide

Vertellen van verhalen
blz 160-161
Hoofdpersonen --> complete karakters, maken complete ontwikkeling door.
Bijfiguren --> hebben een dienende rol, worden nauwelijks uitgewerkt. 
Expliciete karakterisering --> verteller geeft direct informatie over het karakter. 
Impliciete karakterisering --> de lezer ontdekt zelf het karakter van het personage. 
Plot --> de gebeurtenissen in een verhaal.
Verhaalstructuur --> structuur van een verhaal - vaak chronologisch en logisch. 
Terugblikken --> er wordt naar een gebeurtenis vooruitgekeken. 
Vooruitwijzing --> er wordt naar een gebeurtenis vooruit gewezen. 
Causaliteit --> logisch verband in oorzaak-gevolg. 
Verteltijd --> hoelang in zinnen erover gedaan wordt om een gebeurtenis te beschrijven. 
Vertelde tijd --> hoeveel tijd er in het boek voorbij gaat. 
Tijdsvertraging --> tijd oprekken om de spanning te behouden. 
Ruimte / setting --> waar het verhaal zich afspeelt. 

Slide 7 - Tekstslide

Vertellen van verhalen
blz 162
Ik-verteller --> je leest het verhaal vanuit een ik-persoon. 
Vertellend ik --> vertelt over de gebeurtenissen en personages. 
Belevend ik --> neemt zelf deel aan de gebeurtenissen. 
Onbetrouwbaar perspectief --> Ook wel belevend ik. 
Hij-zij-verteller = personale verteller --> niet merkbaar aanwezig en laat andere personages het woord doen. 
Enkelvoudig of meervoudig perspectief --> door hoeveel ogen lees je het verhaal. 
Alwetende / auctoriale verteller --> staat boven het verhaal en weet alles van alle personages. 
Neutraal perspectief --> de alwetende verteller geeft geen commentaar op de personages. 

Slide 8 - Tekstslide

Toepassing
We lezen klassikaal De aanslag op blz 163-166. 


Slide 9 - Tekstslide

Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
Literatuur paragraaf 12 literaire genres, opdracht 2-6. 
Hoe?
Oefenboek blz 158-159.
Handboek blz 160-166.
Hulp?
Docent.
Tijd?
Tot 14:40.
Uitkomst?
Je beheerst de leerdoelen.
Klaar?
Opdrachten van gisteren.

Slide 10 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je nu?
Deze leerdoelen beheers ik nu al
Deze leerdoelen beheers ik nog niet. Dus ga ik hier nog mee verder oefenen/lezen. Anders vraag ik hulp aan de docent.
Je kent belangrijke begrippen uit de verhaaltheorie (narratologie) en weet wat de functie van bepaalde verhaaltechnieken is.
Je kan begrippen uit de narratologie toepassen bij het bespreken van een verhaal.
Je kan uitleggen wat de functie en het effect van verteltechnieken zijn.

Je kan zelf de werking van verteltechnieken ontdekken. 

Slide 11 - Sleepvraag