Unité 2 - sports et passions - Introduction + regarder

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Menu du jour -Mardi 28 mars



- Introduction unité 2
                objectifs
- Écrire un petit résumé en néerlandais du texte page 50/51  (10-15%)
                civilisation 
- Regarder 3 petites vidéos sur les sports et les passions
               écouter
Na deze les:
-Heb ik kennis gemaakt met heel veel namen van sports in het Frans.
- Kan ik vertellen wat voor sport ik beoefen.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Menu du jour - Lundi 3 avril



Regarder 3 petites vidéos sur les sports et les passions
               écouter
Na deze les:
-Heb ik kennis gemaakt met heel veel namen van sports in het Frans.
- Kan ik vertellen wat voor sport ik beoefen.

Slide 4 - Tekstslide

kleur
fout
Wat nu?
passé-composé
zie boek blz.137/138
lidwoorden 
delend lidwoorden
bezittelijk voornaamwoorden
zie boek blz. 129
zie boek blz. 130
zie boek blz. 130
spelling
zie woordenboek
                 X
Er ontbreekt een woord
zie kleur en kijk 

Slide 5 - Tekstslide

Menu du jour - Mardi 4 avril



Regarder 3 petites vidéos sur les sports et les passions
               écouter
Na deze les:
-Heb ik kennis gemaakt met heel veel namen van sports in het Frans.
- Kan ik vertellen wat voor sport ik beoefen.

Slide 6 - Tekstslide

4

Slide 7 - Video

00:46
Welke lidwoord wordt steeds gebruikt voor "tir à l'arc", "kendo" en "basket"
A
le
B
la
C
du
D
de la

Slide 8 - Quizvraag

00:59
Waarom gebruik de jongen in deze zin wel de lidwoorden "le / la"?

Slide 9 - Open vraag

01:17
Waarom wordt er "de l'" gebruikt voor het sport "athlétisme"?

Slide 10 - Open vraag

01:56
Welke werkwoord moet je gebruiken als je wilt vertellen wat voor sport je beoefent/op wat voor sport je zit?
A
aller
B
être
C
avoir
D
faire

Slide 11 - Quizvraag

Qu'est-ce que tu fais
comme sport (de rue)?

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Tekstslide

4

Slide 14 - Video

Menu du jour - Lundi 8 mai



Regarder 1 petite vidéos sur les passions
               écouter

- Apprendre les mots 1,2,4,6,8
               vocabulaire + grammaire
Na deze les:
-Heb ik kennis gemaakt met heel veel namen van hobby's in het Frans.
- Kan ik vertellen wat ik graag in mijn vrije tijd doe.

Slide 15 - Tekstslide

00:55
Wat betekent "la course à pied"?

Slide 16 - Open vraag

01:11
Wat betekent "la natation"?

Slide 17 - Open vraag

01:21
Wat betekent "l'équitation"?

Slide 18 - Open vraag

01:58
Wat betekent "faire de l'escalade"?

Slide 19 - Open vraag

10

Slide 20 - Video

00:41
Wat is de vraag die gesteld wordt? Geef antwoord in het Nederlands.

Slide 21 - Open vraag

00:51
Wat doet deze mevrouw in haar vrije tijd
A
zij reist, zij sport, zij luistert muziek
B
zij eet, zij leest, zij luistert muziek
C
zij reist, zij leest, zij luistert muziek
D
zij sport, zij leest, zij luistert muziek

Slide 22 - Quizvraag

01:09
Wat is WEL een hobby van deze meneer?
A
eten (manger)
B
voetballen (faire du foot)
C
chanter (zingen)
D
faire du vélo (fietsen)

Slide 23 - Quizvraag

01:17
Deze meiden doen meerdere dingen in hun vrije tijd. Welke 2 dingen doen ze hetzelfde? Geef antwoord in het Nederlands

Slide 24 - Open vraag

01:27
Welke werkwoord van mening gebruikt het meisje om te vertellen wat ze doet?
A
aimer
B
adorer
C
préférer
D
détester

Slide 25 - Quizvraag

01:41
Welke werkwoord van mening gebruikt het meisje om te vertellen wat ze doet?
A
aimer
B
adorer
C
préférer
D
détester

Slide 26 - Quizvraag

01:50
Wat zijn de hobby's van deze mevrouw? meerdere antwoorden mogelijk.
A
lezen
B
tenissen
C
naar het strand gaan
D
afspreken met vrienden

Slide 27 - Quizvraag

03:18
Wat betekent "faire de la course à pied"

Slide 28 - Open vraag

04:09
"pendant mon temps libre....", bijna iedereen begint zijn zin hiermee. Wat betekent dat volgens jou?

Slide 29 - Open vraag

04:21
Hoe zegt zij
dat ze het leuk
vindt om vrienden te
ontmoeten?

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide