mercredi le 5 avril

Bonjour
-ga rustig zitten
-pak je spullen
-is je jas uit?
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bonjour
-ga rustig zitten
-pak je spullen
-is je jas uit?

Slide 1 - Tekstslide

Menu du jour

- Regarder une petite vidéo sur paques 
                        écouter / regarder

- Réviser les verbes -ir, -er, -re

- Travailler exercices 9 & 10, lire feuilleton, apprendre 3 

              Menu du jour 

Slide 2 - Tekstslide

Vul de juiste vorm in:
vous (finir, passé composé)
A
finissez
B
finissons
C
avez fini
D
avons fini

Slide 3 - Quizvraag

Het voltooid deelwoord van een werkwoord op ir
A
é
B
i
C
u
D
e

Slide 4 - Quizvraag

Wat zijn de uitgangen in de présent van de werkwoorden op -ir?
A
is, is, it, ons, ez, ent
B
e, es, e, ons, ez, ont
C
is, is, it, issons, issez, issent
D
e, es, e, ons, ez, ent

Slide 5 - Quizvraag

Je ... (finir)
A
finis
B
finit
C
finissez
D
finissent

Slide 6 - Quizvraag

Hoe vervoeg je regelmatige werkwoorden op -er?
A
Er is geen vaste regel.
B
Door de juiste uitgangen achter het hele werkwoord te zetten.
C
Door de stam te nemen van het werkwoord. Vervolgens plak je de juiste uitgangen erachter.

Slide 7 - Quizvraag

Nous (regarder)
A
regarde
B
regardes
C
regardons
D
regardere

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de imparfait?
nous .... (regarder)

A
regardons
B
regardions

Slide 9 - Quizvraag

Je (regarder): passé composé
A
suis regardé
B
ai regardé
C
regardais
D
regardions

Slide 10 - Quizvraag

Wat gebeurt er bij werkwoorden op
-re in de passé composé?
A
re wordt i
B
re wordt é
C
er gebeurt niks
D
re wordt u

Slide 11 - Quizvraag

Elles..... (regarder, passé composé)
A
elles ont regardé
B
elles a regarder
C
elles ont regardés
D
elles ont regardées

Slide 12 - Quizvraag

Il ......... (finir, imparfait)
A
finissait
B
finisait
C
finissais
D
finissions

Slide 13 - Quizvraag

werkwoorden op -re in de présent
Tu.............(vendre)
A
vends
B
vende
C
vend
D
vendes

Slide 14 - Quizvraag

werkwoorden op -re in de présent
Ils .............(perdre)
A
perds
B
perdent
C
perd
D
perdez

Slide 15 - Quizvraag

Finir : Ils ...
A
finit
B
finissons
C
finissez
D
finissent

Slide 16 - Quizvraag

finir, passé composé, tu ...
A
as finu
B
as finé
C
as fini
D
as finiré

Slide 17 - Quizvraag

Au travail!
- maken ex 9 & 10
- lire feuilleton U5
- apprendre 3 leren

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide