Les 2 Schrijfvaardigheid

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je weet weer hoe je de tegenwoordige tijd en verleden tijd van een werkwoord goed spelt;
- Je weet weer hoe je de leestekens punt, komma, uitroepteken, vraagteken, dubbele punt en aanhalingstekens goed gebruikt.

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Lezen (15 min)
- Leesplan maken (5 min)
- Uitleg: werkwoordspelling en leestekens (10 min)
- Zelfstandig werken (25 min)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Leesplan boek
1.  Hoeveel bladzijden moet je nog lezen in je leesboek?
2. Deel dit door 8, dit is het aantal blz. dat jij in je leesboek per week moet lezen om op tijd je boek uit te hebben.
3. Je kunt dit ook nog door 7 delen, als je liever elke dag leest.
4. Noteer dit elke week/dag in je Plenda.

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling ww-spelling
Spelling PVTT PVVT

Zwak en sterk

Persoonsvorm
Basis is ik-vorm

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

De gemeente (streven)   ...      vorig jaar naar betere hangplekken.

Slide 8 - Tekstslide

En als dat toch ....   (gebeuren)?

Slide 9 - Tekstslide

Leestekens en hoofdletters

Slide 10 - Tekstslide

Hoofdletters
1. Aan het begin van een zin
2. Bij namen. Toon Verbraak, Cals College, Europese Unie, Kruidvat en Noord-Holland. 
Let op: als de voornaam of voorletter ontbreekt, krijgt het eerste tussenvoegsel een hoofdletter.
3. Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Groningse, Spaans en Zuid-Afrikaanse.
(LET OP: dagen, maanden, seizoenen en windstreken niet!!!!!!!!!!!!!!!!)

Slide 11 - Tekstslide

Zijn de hoofdletters en leestekens juist gebruikt

's Nachts kun je veel sterren zien, tenzij het niet helder is.

A. Juist (staan)

B. Onjuist (zitten)


Slide 12 - Tekstslide

Leestekens
- Een zin eindigt met een .?!
- een komma gebruik je:
1. tussen twee persoonsvormen (Als Karin wint, mag ze door naar de finale)
2. voor verbindingswoorden: doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra.

Zet in het algemeen geen komma voor 'en' en 'of' .

Slide 13 - Tekstslide

Verschillen in betekenis

Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen.


Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen.

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 14 - Tekstslide

Dubbele punt 
Je gebruikt een dubbele punt als je iets aankondigt, bijvoorbeeld:

  • een opsomming: Rianne spreekt vier talen: Nederlands, Frans, Engels en Duits.
  • een toelichting: We eten elke dag twee stuks fruit: dat is gezond.
  • een citaat: Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel even in de vaatwasser.'

Slide 15 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens als je de directe rede gebruikt.  Je citeert.
Om het citaat zelf zet je aanhalingstekens. 
Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
- Hij zei: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug.'

Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt:
- 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.



Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk (zet in je Plenda)
Maak de opdrachten van 1.9 opdracht 3, 4, 5, 6 en 8

Lees alle stukjes theorie heel goed door!

Slide 17 - Tekstslide