2024-01-22 ISK-F

Plattegrond
Deniz
Bente
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISK

In deze les zit 21 slide, met tekstslide.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Plattegrond
Deniz
Bente

Slide 1 - Tekstslide

Regels tijdens de les 
Wel: 
Niet: 
Huiswerk maken
In je eigen taal spreken 
Meedoen tijdens de les: opletten, aantekeningen maken 
Praten als iemand anders spreekt
Je hand opsteken als je een vraag hebt en wachten op je beurt
Praten tijdens het zelfstandig werken  
Rechtop zitten
Door elkaar heen praten, roepen
Durven vragen te stellen en antwoord te geven
Pesten
Goed manieren gebruiken

Slide 2 - Tekstslide

22 januari 2024
  • maar drie leerlingen hebben het huiswerk ingeleverd
  • voor de rest komt er een notitie in SOM

Doelen vandaag:
  • je kent de woorden uit de tekst
  • je weet iets over hoogwater in Nederland

Slide 3 - Tekstslide

Woorden uit de tekst "Hoogwater"
.
  • Pak je schrift en een pen / potlood
  • Schrijf de woorden 
       op de volgende dia in je schrift
  • Schrijf daarna op wat het woord 
       betekent
       

Slide 4 - Tekstslide

Woorden uit de tekst "Hoogwater"
  • het natuurgebied
  • blank staan
  • afgelopen tijd
  • terechtkomen in
  • smelten
  • de dijk
  • onderlopen

Slide 5 - Tekstslide

Woorden uit de tekst "Hoogwater"
  • het natuurgebied
  • blank staan
  • afgelopen tijd
  • terechtkomen in
  • smelten
  • de dijk
  • onderlopen
  • gebied met natuur, b.v. bos
  • onder water staan
  • wat voorbij is (de laatste dagen)
  • 'wind up in' - op een plaats komen
  • als sneeuw smelt wordt het water
  • verhoging; houden water tegen
  • zich met water vullen

Slide 6 - Tekstslide

Extra uitleg
  • overstromen --> onder water staan = blank staan
  • de afgelopen dagen <-- vandaag --> de komende dagen
  • verleden <-- heden --> toekomst
  • De les is om 20 over 11 afgelopen

Slide 7 - Tekstslide

Uitbeelden!!!
Wat kun je met water doen?
  • hozen
  • schaatsen
  • zwemmen
  • watertrappelen
  • iemand nat spuiten
  • je handen wassen
  • Een glas water drinken
  • door de regen lopen
  • douchen
  • ...
  • ...

Slide 8 - Tekstslide

Quizvragen
Je ziet zo zeven quizvragen

Schrijf het juiste antwoord in je schrift


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Welk woord is juist?

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht in tweetallen: 10 min.
Schrijf de antwoorden in je schrift:
  • noem drie leuke dingen die je met water kan doen
  • bedenk drie vragen, waarop het antwoord 'water' is
       b.v. "Wat wil je drinken?"
  • Wat gebeurt er als er geen water zou zijn? Noteer drie gevolgen
  • noem drie woorden die met neerslag te maken hebben

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden
  • welke leuke dingen kun je met water doen?
  • vragen met het antwoord "water"
  • wat gebeurt er als er geen water zou zijn?
  • welke soorten neerslag zijn er?

Slide 18 - Tekstslide

Neerslag

Slide 19 - Tekstslide

Wist je dat ...
  • ons lichaam voor 60 % uit water bestaat
  • dat je niet in elk land water uit de kraan kan drinken

Slide 20 - Tekstslide

Proeftoets maken
zet een cirkel om het juiste woord

Tijd: 5 minuten

Slide 21 - Tekstslide