2TH BookBox Lesson 2

The BookBox
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

The BookBox

Slide 1 - Tekstslide

Stap 1 : Lezen !!
  • Ten minste 20% per week, meer mag natuurlijk altijd!

  • Neem aantekeningen tijdens het lezen voor je samenvatting.

  • Schrijf op wie wie is, doe plakketjes op de pagina's met belangrijke beschrijvingen.

Slide 2 - Tekstslide

Plak hier je samenvatting van de eerste 40% van je boek in.

Slide 3 - Open vraag

Wie zijn de personages van jouw boek?

Slide 4 - Open vraag

Wordorder
Welke zin is juist ?
A
He bought a car yesterday in London.
B
He bought a car in London yesterday.
C
Yesterday he bought a car in London.
D
Yesterday in London he bought a car.

Slide 5 - Quizvraag

Wordorder
Waar hoort het bijwoord always ?
He is late for school.


A
He is always late for school.
B
He always is late for school.
C
Always he is late for school.
D
He is late for school always.

Slide 6 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
They often go out in the weekends.
B
They go often out in the weekends.

Slide 7 - Quizvraag

Is the Word Order correct?
I drink every day three cups of coffee.
A
correct
B
wrong

Slide 8 - Quizvraag

Is the Word Order correct?
I saw him two days ago at the police station.
A
correct
B
wrong

Slide 9 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
I always am happy.
B
I am always happy.
C
I am happy always.
D
Always I am happy.

Slide 10 - Quizvraag

Choose the sentence with the correct word order.
A
Who gives never a straight answer?
B
Who gives a straight answer never?
C
Who never gives a straight answer?
D
Who gives a straight never answer?

Slide 11 - Quizvraag

Correct word order:
summer / we / here / are / in / usually
A
Usually we are here in summer.
B
We usually are here in summer.
C
We are usually in summer here.
D
We are usually here in summer.

Slide 12 - Quizvraag

Stap 1?
A
werkwoorden
B
tijd
C
onderwerp
D
plaats

Slide 13 - Quizvraag

Stap 2?
A
werkwoorden
B
onderwerp
C
plaats
D
tijd

Slide 14 - Quizvraag

Stap 3?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
plaats
D
tijd

Slide 15 - Quizvraag

Stap 4?
A
plaats
B
werkwoorden
C
onderwerp
D
tijd

Slide 16 - Quizvraag

stap 5?
A
lijdend voorwerp
B
onderwerp
C
tijd
D
werkwoorden

Slide 17 - Quizvraag

Stappenplan:
1. onderwerp                         WIE
2. werkwoord(en)               DOET
3. lijdend voorwerp            WAT
4. plaats                                  WAAR
5. tijd                                        WANNEER

De tijd kan ook aan het begin van de zin worden gezet!

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide