3M - L4 P1 - naamvallen
1 / 34
Lesduur is: 25 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
Slide 5 - Sleepvraag
het werkwoord haben (ovt)
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten
Slide 6 - Sleepvraag
Slide 7 - Tekstslide
Hebben jullie een tuin?
... ihr einen Garten?
... ihr einen Garten?
Slide 8 - Open vraag
... du heute morgen Hunger?
Slide 9 - Open vraag
Sara ... 9 Brüder.
Slide 10 - Open vraag
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Ich habe einen Hund.
A
1e naamval
B
4e naamval
Slide 17 - Quizvraag
Ich fahre um das Haus.
A
1e naamval
B
4e naamval
Slide 18 - Quizvraag
Ohne Geld kann die Frau nichts kaufen.
A
1e naamval
B
4e naamval
Slide 19 - Quizvraag
Ich reite den Weg entlang.
A
1e naamval
B
4e naamval
Slide 20 - Quizvraag
Slide 21 - Tekstslide
schrijf hier de +4 voorzetsels op
Slide 22 - Woordweb
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Ich hinke durch ... Verletzung
A
ein
B
eine
C
einen
Slide 28 - Quizvraag
Ich gehe nicht ohne .... Freund.
A
mein
B
meine
C
meinen
Slide 29 - Quizvraag
Das Geschenk ist für ... neuen Trainer.
A
unser
B
unsere
C
unsen
D
unseren
Slide 30 - Quizvraag
Sie kümmert sich um ... (haar) Kind.
A
ihr
B
ihres
C
ihre
D
ihren
Slide 31 - Quizvraag
Wir spielen nicht gerne gegen ... Mannschaft.
A
diese
B
dieser
C
diesen
D
dieses
Slide 32 - Quizvraag
... Mann hat mich gesehen.
A
Der
B
Den
C
Die
D
Das
