Cursus 1 Basis §7 & §8

Cursus 1 Basis §7 en §8
§7
§8
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Cursus 1 Basis §7 en §8
§7
§8

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
§7 Standpunt en argumenten:
- theorie
- oefenen
- zelfstandig aan het werk

Slide 2 - Tekstslide

Soorten standpunten
Er zijn drie soorten standpunten:

een positief standpunt: Ik vind het een goed idee dat Nederland minder aardgas gaat gebruiken.
een negatief standpunt: Volgens mij is het niet verstandig dat Nederland minder aardgas gaat gebruiken.
een standpunt van twijfel: Ik ben er nog niet uit of het slim is dat Nederland minder aardgas gaat gebruiken.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe herken je een standpunt?
Je kunt een standpunt soms herkennen aan signaalwoorden als: ik vind, volgens mij, ik denk dat, mijn conclusie is dat, dan ook, dus, daarom, kortom.

Slide 4 - Tekstslide

Argumenten
- Met argumenten kun je je eigen standpunt verdedigen OF het standpunt van een ander aanvallen

- Een argument kan voor het standpunt staan OF erachter.

-Hoe te herkennen?
Argumenten herken je vaak aan signaalwoorden als: want, omdat, namelijk, aangezien en immers. Ook een dubbele punt (:) kan een signaal zijn voor een argument.

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden
– De laatste jaren zitten de prognoses voor de Tweede Kamerverkiezingen er altijd behoorlijk naast (argument), dus (signaal) we moeten maar niet veel aandacht aan die voorspellingen besteden (standpunt).

– De maximumsnelheid moet weer terug naar 120 kilometer per uur (standpunt), want (signaal) uit onderzoek is gebleken dat er dan minder verkeersslachtoffers vallen (argument).

Slide 6 - Tekstslide

Tijdens marathons krijgen sommige deelnemers hartklachten. Hardlopen is dus helemaal niet zo gezond als iedereen denkt.
Wat is het argument?
A
de eerste zin
B
de tweede zin

Slide 7 - Quizvraag

Hardlopen is dus helemaal niet zo gezond als iedereen denkt.

Geef aan of het standpunt een positief standpunt, een negatief standpunt of een standpunt van twijfel is.
A
positief standpunt
B
negatief standpunt
C
standpunt van twijfel

Slide 8 - Quizvraag

De maximumsnelheid moet weer terug naar 120 kilometer per uur, want dan vallen er minder slachtoffers.
Het standpunt is...


A
De maximumsnelheid moet weer terug naar 120 kilometer per uur
B
dan vallen er minder slachtoffers.

Slide 9 - Quizvraag

Het is onverstandig dat Nederland minder aardgas gaat gebruiken.
Dit is een...
A
positief standpunt
B
standpunt van twijfel
C
negatief standpunt

Slide 10 - Quizvraag

Het is begrijpelijk dat veel Russen achter Poetin staan, omdat de levensstandaard in Rusland onder zijn bewind flink gestegen is.
Noteer het standpunt en de argumenten.


Slide 11 - Open vraag

Het is begrijpelijk dat veel Russen achter Poetin staan.

Geef aan of het standpunt een positief standpunt, een negatief standpunt of een standpunt van twijfel is.
A
positief standpunt
B
negatief standpunt
C
standpunt van twijfel

Slide 12 - Quizvraag

Het is begrijpelijk dat veel Russen achter Poetin staan.

Wat zijn de signalen/signaalwoorden?

Slide 13 - Open vraag

Aan de slag
§7 maken opdr 1, 2 en 3

Slide 14 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
§8 betrouwbaarheid :
- theorie
- oefenen
- zelfstandig aan het werk

Slide 15 - Tekstslide

Het verschil tussen een mening en een wetenschappelijk onderbouwde uitspraak

Slide 16 - Tekstslide

In zowel de wetenschap, de politiek, als het onderwijs wordt empathie (inlevingsvermogen) genoemd als een belangrijke waarde in de opvoeding.

Klinkt legitiem toch? 


Slide 17 - Tekstslide

In zowel de wetenschap, de politiek als het onderwijs wordt empathie, of inlevingsvermogen genoemd als een belangrijke waarde in de opvoeding.

Klinkt legitiem toch? 
Maar deze uitspraak kan iedereen en zijn moeder doen en dan weet je nog niet of het ergens op gebaseerd is. 


Slide 18 - Tekstslide

Daarom verwijs je: 
In zowel de wetenschap, de politiek als het onderwijs wordt empathie, of inlevingsvermogen genoemd als een belangrijke waarde in de opvoeding (Perry en Szalavitz, 2011; Eerkens, 2014; De Winter, 2004, 2010; Bron, 2006; Olgers, Van Otterdijk, Ruijs, De Kievid & Meijs, 2010). 

Zo kun je nazoeken of deze uitspraak klopt en welke waarde het heeft.
Onder het kopje: referenties/bronvermeldingen.

Slide 19 - Tekstslide

Plagiaat
Een andere reden is om te voorkomen dat mensen van elkaar "stelen": plagiaat. 

Zo kun je de kennis van anderen dus gebruiken, zonder dat je hier onwettelijk bezig bent. 

Slide 20 - Tekstslide

Betrouwbaarheid bron
Wat er vroeger aan materiaal te vinden was in tijdschriften, boeken en andere publicaties, werd gecontroleerd door een redactie of een uitgever. De informatie op internet daarentegen is vaak niet gecontroleerd. De kwaliteit en de betrouwbaarheid hangen dus af van de schrijver

Slide 21 - Tekstslide

Hoe controleren?
Controleer bij het beoordelen van de betrouwbaarheid van een website:
-  de auteur en/of de organisatie, 
- het doel van de informatie, 
- de inhoud, 
- de actualiteit en 
- de bronnen.


Slide 22 - Tekstslide

een boekverslag van een 16-jarige op www.scholieren.com 
VERSUS
 een uittreksel van dat boek op de website www.nbdbiblion.nl.

Slide 23 - Tekstslide

de auteur en/of de organisatie
• Van wie is de site: van een particulier, een bedrijf, een organisatie, een stichting of een overheidsinstantie?
• Is de site een weblog of een forum?
• Wie is de schrijver? Heeft hij verstand van het onderwerp? Heeft hij bepaalde belangen?
• Wat is de schrijfstijl: zakelijk, persoonlijk, objectief, subjectief?
• Bevat de tekst taalfouten?
Als je een bron niet kent, kijk dan bij websites bij ‘Over ons’ of in de disclaimer.

Slide 24 - Tekstslide

Wat is een disclaimer?

Slide 25 - Open vraag

Doel
Stel jezelf de volgende vragen:
• Welke bedoeling heeft de auteur? Wil hij de lezer zo goed mogelijk informeren over een bepaalde kwestie of wil hij de bezoeker overtuigen van zijn standpunt?
• Worden er verschillende kanten van het onderwerp belicht?
• Is de site eigendom van een organisatie met bepaalde belangen? Dat kunnen politieke, financiële of andere belangen zijn.

Slide 26 - Tekstslide

Inhoud
Organisaties of bedrijven geven soms andere informatie over een onderwerp dan een overheidsinstelling, omdat hun doelen verschillend zijn.

Slide 27 - Tekstslide

Bronnen en de eenzijdigheid ervan
Er bestaan algoritmes om te bepalen welke zoekresultaten je krijgt en welk nieuws je ziet. 

Een algoritme werkt automatisch en maakt geen verschil tussen ware en fictieve ‘feiten’. Als jij iets liket, een reactie plaatst of deelt, wordt op Facebook opgeslagen dat jij dit leuk vindt. Hetzelfde geldt voor wat je opzoekt met behulp van Google. Het gevolg hiervan is dat door je kijk- en zoekgedrag bepaald wordt wat je te zien krijgt en wat niet. Wat wij zien, weten, denken, geloven en vinden is dus deels bepaald door algoritmes en dat kan gevaarlijk zijn: je krijgt namelijk steeds bevestigd wat je al dacht.

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag
§8 maken opdr 1 en 2

timer
5:00

Slide 29 - Tekstslide

Welk tekstdoel hoort bij de tekstsoort beschouwing?
A
informeren
B
overtuigen
C
opiniëren
D
activeren

Slide 30 - Quizvraag

Welk tekstdoel heeft een ingezonden brief?
A
informeren
B
overtuigen
C
opiniëren
D
activeren

Slide 31 - Quizvraag

De hoofdgedachte van een uiteenzetting is vaak een constatering (=vaststelling van een feit of een verschijnsel).
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quizvraag

De schrijver wil zijn lezers zelf over iets na laten denken, zodat ze zich er een mening over kunnen vormen.
Deze omschrijving hoort bij een...
A
uiteenzetting
B
betoog
C
beschouwing

Slide 33 - Quizvraag