Tussenvoegsels zoals de of van krijgen een kleine letter als er voorletters, een voornaam of de achternaam van de partner voor staan: B. de Vries, Gert van der Laan, Caro Blok-de Lint.
Slide 4 - Tekstslide
namen
Aardrijkskundige namen (Enschede/Amerika/ New Yorker)
talen/ dialecten (Frans / Fries)
bevolkingsgroepen (Eskimo / Vikingen)
officiële feestdagen (Pasen/ Hemelvaart
historische gebeurtenissen ( de Tweede Wereldoorlog)
Slide 5 - Tekstslide
kleine letter!
Maar namen van dagen, maanden, windstreken, jaargetijden, tijdperken en religieuze stromingen schrijf je met een kleine letter.
zaterdag, december, noord, noordoost en winter, middeleeuwen, renaissance en romantiek.
Slide 6 - Tekstslide
leestekens
Slide 7 - Tekstslide
punt, een vraagteken of een uitroepteken.
Een punt komt na een gewone zin: Irina appt vaak met haar vriendinnen.
Een vraagteken zet je na een vraag: Wie heb je vanmiddag bezocht?
Met een uitroepteken geef je een zin extra nadruk: Dat is super, man!
Slide 8 - Tekstslide
komma
- tussen twee persoonsvormen:
Als Joep slaagt, gaat de vlag uit;
- voor verbindingswoorden als doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra.