Taalverzorging H2.2 Samengestelde zinnen

Samengestelde zinnen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Wat weten jullie al?
  • Uitleg samengestelde zinnen
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Wat gaan we vandaag leren?
  • Ik kan samengestelde zinnen herkennen.
  • Ik kan voegwoorden herkennen en op een goede manier gebruiken.
  • Ik kan alle werkwoorden in samengestelde zinnen correct spellen.

Slide 3 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Wat is het verschil tussen 1 en 2?

  1. Wortelnotentaart vind ik de lekkerste taart. Chocoladetaart is totaal geen favoriet van mij.
  2. Wortelnotentaart vind ik de lekkerste taart en chocoladetaart is totaal geen favoriet van mij. 


Slide 4 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

Met een voegwoord, zoals en, maar, omdat  of want, kun je van twee korte zinnen een samengestelde zin maken:


VOORBEELD:

Kim leest een boek.      Rick leest een stripverhaal.


Kim leest een boek, maar Rick leest een stripverhaal.



Slide 5 - Tekstslide

SAMENGESTELDE ZINNEN

Wanneer je van twee korte zinnen één lang zin maakt,

dan noem je die zin een samengestelde zin.


VOORBEELD:

Ik loop naar de bakker.       Ik koop een brood.


Ik loop naar de bakker en ik koop een brood.



Het woordje 'en' verbind hier de twee zinnen aan elkaar.

Slide 6 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Samengestelde zinnen zijn twee zinnen die aan elkaar worden gevoegd --> één zin.

Lijm: voegwoord (en, maar, waarom, dus, terwijl, etc......)

Voor het voegwoord staat altijd een komma, behalve bij het voegwoord 'en'.

Slide 7 - Tekstslide

Maak van de twee zinnen één lange zin door ze te verbinden met het verbindingswoord 'en'.
- Kevin heeft een boek geleend.
- Hij leest daar dagelijks in.

Slide 8 - Open vraag

Maak van twee zinnen één lange zin met het voegwoord 'want':
- De leerlingen zijn te laat op school.
- De brug stond open.

Slide 9 - Open vraag

Maak van twee zinnen één lange zin met het voegwoord 'dus':
- Ik trek een dikke jas aan.
- Ik krijg het niet koud.

Slide 10 - Open vraag

Maak van twee zinnen één lange zing met het voegwoord 'en':
- Het had gestormd.
- De weg was bezaaid met takken.

Slide 11 - Open vraag

SAMENGESTELDE ZINNEN

In iedere zin staat een persoonsvorm. 

Zinnen met twee persoonsvormen noem je

samengestelde zinnen. 


Bij elke persoonsvorm hoort een onderwerp.

In samengestelde zinnen staan dus ook twee onderwerpen.



Slide 12 - Tekstslide

Hoeveel persoonsvormen staan er in de zin:

Kevin heeft een boek geleend en hij leest daar dagelijks in.
A
Geen
B
1
C
2
D
3

Slide 13 - Quizvraag

Schrijf de twee persoonsvormen van de zin op,
onder elkaar in kleine letters.

Sem had zijn huiswerk voor Duits niet gemaakt, omdat hij het afgelopen weekend moest werken.

Slide 14 - Open vraag

Wat zijn de twee persoonsvormen?
Ik ben lid van een boekenclub en ik lees elke dag.

Slide 15 - Open vraag

Een samengestelde zin heeft minimaal twee persoonsvormen.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn de twee persoonsvormen?
Doordat het gestormd had, was de weg bezaaid met takken.

Slide 17 - Open vraag

SAMENGESTELDE ZINNEN

Soms verandert de volgorde van de woorden in het tweede deel van de zin:


VOORBEELD:

Gerlof zit op basketbal.       Hij houdt van sporten.


Gerlof zit op basketbal, omdat hij van sporten houdt.



Slide 18 - Tekstslide

Is de woordvolgorde juist of onjuist?

Morgen kom ik wat later op school, want moet ik eerst naar de tandarts.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Bij welke zin klopt de woordvolgorde?
A
Toen ons elftal won, wij begonnen allemaal te juichen.
B
Meneer Jansen trakteert vandaag, want is hij jarig.
C
Nadat ik me gedoucht heb, ga ik ontbijten.
D
Lynn speelt gitaar, terwijl Lisa speelt de bas.

Slide 20 - Quizvraag

SAMENGESTELDE ZINNEN

In een samengestelde zin kunnen naast de persoonsvormen nog meer werkwoorden staan.


VOORBEELD:

De fietser wil graag doorrijden, maar de weg is geblokkeerd.

                                                   



pv
pv
geen pv
geen pv

Slide 21 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Ik kan/weet:
  1. Veelvoorkomende voegwoorden goed kunnen gebruiken.
  2. De persoonsvormen in samengestelde zinnen correct kunnen spellen.
  3. In samengestelde zinnen de juiste woordvolgorde gebruiken.

Hoe?
  1. Benoem het voegwoord (waarmee worden de zinnen verbonden?)
  2. Meerdere pv's --> Verander de tijd van de zin

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag
Wat? Online: Hoofdstuk 2 - Taalverzorging
- Werkwoordspelling - zinnen met meerdere persoonsvormen
- Woordvolgorde in samengestelde zinnen
Hoe? Voor jezelf in stilte.
Tijd? Je hebt hier 25 minuten de tijd voor.
Hulp? Steek je hand op, dan kan ik jullie helpen.
Klaar? Kijk bij de eerdere online lessen wat je nog niet af hebt.
timer
25:00

Slide 23 - Tekstslide

Evaluatie
Wat is een samengestelde zin?

Slide 24 - Tekstslide

Samengestelde zinnen
Zinnen met twee of meer persoonsvormen noem je samengestelde zinnen.
 Samengestelde zinnen zijn enkelvoudige zinnen die samengevoegd zijn m.b.v. een voegwoord.

Hij is gevallen en hij moet naar het ziekenhuis.



Slide 25 - Tekstslide

samengestelde zinnen herkennen

Ik kan dit goed.
Ik kan dit redelijk.
Ik vind dit lastig.
Ik heb hier hulp bij nodig.

Slide 26 - Poll

voegwoorden herkennen

Ik kan dit goed.
Ik kan dit redelijk.
Ik vind dit lastig.
Ik heb hier hulp bij nodig.

Slide 27 - Poll

samengestelde zinnen maken
Ik kan dit goed.
Ik kan dit redelijk.
Ik vind dit lastig.
Ik heb hier hulp bij nodig.

Slide 28 - Poll

meerdere pv's uit de zin halen

Ik kan dit goed.
Ik kan dit redelijk.
Ik vind dit lastig.
Ik heb hier hulp bij nodig.

Slide 29 - Poll

Schrijf drie dingen
op die je deze les
hebt geleerd. Stel ook één vraag over iets dat je nog niet goed begrepen hebt.

Slide 30 - Open vraag