3.5

Ik weet hoe de Griekse cultuur zich verspreidde over Europa
Ik weet hoe er een einde aan het Romeinse Rijk komt
Aan het eind van de les weet ik waarom het christendom steeds meer aanhangers kreeg in het Romeinse Rijk
3.5. Romeinen, joden en christen
Maken paragraaf 3.5. opdracht 
Klaar? Laten zien en nakijken

Zijn de lesdoelen gelukt? enkele controle vragen aan het eind vd les.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Ik weet hoe de Griekse cultuur zich verspreidde over Europa
Ik weet hoe er een einde aan het Romeinse Rijk komt
Aan het eind van de les weet ik waarom het christendom steeds meer aanhangers kreeg in het Romeinse Rijk
3.5. Romeinen, joden en christen
Maken paragraaf 3.5. opdracht 
Klaar? Laten zien en nakijken

Zijn de lesdoelen gelukt? enkele controle vragen aan het eind vd les.

Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
  • 3.3. Veroveren en bouwen
    Hoe verspreidde de Grieks-Romeinse cultuur zich over Europa?
  • 3.4. De Late oudheid
    Waardoor kwam er een einde aan het Romeinse Rijk
Op de volgende pagina´s herhaal je kort wat we vorige les gedaan hebben

Slide 2 - Tekstslide

3.3. De cultuur
in 4 eeuwen was Rome uitgegroeid van eenvoudige stadstaat tot een wereldrijk.
De Romeinen waren goed in oorlog voeren, organiseren en in allerlei praktische zaken. 
De interesse in kunst, boeken, wetenschap en filosofie kwam pas na/door de vele veroveringen. Hoe komt dat denk je?

Slide 3 - Tekstslide

3.3. Romanisering


Toen de Romeinen NW Europa innamen namen ze hun klassieke cultuur mee.
Het overnemen van
Romeinse gebruiken
(taal, kleding, cultuur) heet romanisering

Slide 4 - Tekstslide

3.3. Bestuur en steden
Elk veroverde gebied moest een hoofdstad hebben. Meestal bouwde de Romeinen deze nieuw. Met hun typische Romeinse manier van bouwen: gebouwen en wegen.

Forum: religieuze, politieke en economisch centrum van de stad. In het centrum stonden ook de belangrijkste tempels en de markthal (tevens gerechtsgebouw)

Slide 5 - Tekstslide

3.4. Verval
  • Vanaf 4de eeuw langzaam verval: grensgebieden worden verlaten
  • Economische problemen en oorlogen zorgen voor bevolkingskrimp
  • Daarnaast beginnen de volksverhuizingen dankzij de Hunnen
  • Zwakke Romeinse legers kunnen de volkeren niet tegenhouden

Slide 6 - Tekstslide

3.4. Einde 476 n. Chr.
  • Laatste keizer afgezet door Germaanse huursoldaten. Kozen geen nieuwe keizer meer.
  • Langzaamaan vermengde de Germaanse bevolking met de oorspronkelijke bevolking en begonnen de middeleeuwen.

Slide 7 - Tekstslide

Begrippen quiz 3.0 t/m 3.4
Op de volgende pagina kan je via een link naar de oefenvragen over de begrippen.
Maak de vragen zonder je boek erbij ;)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

De nieuwe instructie
Op de volgende pagina´s krijg je de uitleg over paragraaf 3.5.
Lees alles goed door. 
Zorg er voor dat je bij de opdrachten goed kijkt welk stuk je moet lezen of welke bron je moet bekijken.

Maar nu eerst de nieuwe uitleg:

Slide 10 - Tekstslide

3.5. Romeinen, joden en christenen
Op de volgende pagina´s krijg je de uitleg over paragraaf 3.5.
Lees alles goed door. 
Zorg er voor dat je bij de opdrachten goed kijkt welk stuk je moet lezen of welke bron je moet bekijken.

Maar nu eerst de nieuwe uitleg:

Slide 11 - Tekstslide


Koninkrijk?


De stadstaat Rome is ooit een koninkrijk geweest,
hoewel daar erg weinig over bekend is.

En of het verhaal van Romulus en Remus waar is....?
In 117 na Christus was het Romeinse Rijk op zijn grootst. 
In 63 v. Chr. veroverden de Romeinen de streek Palestina. Hier woonden vooral joden. Zij geloven in één god. Dit heet: monotheïsme (monos=enkel, theos=god).
De joden geloofden dat een verlosser hen zou bevrijden van al het kwaad, dus misschien ook wel van de Romeinen.
Romeinen geloven in meerdere goden. Dit heet: polytheïsme (poly=meer, theos=god). Overwonnen volken mogen hun eigen goden houden, zolang ze de belangrijkste Romeinse goden ook vereren. De Romeinen nemen op hun beurt ook weer Goden van andere volken over.
Klik op de  vraagtekens en het oogje rechts boven in de hoek voor uitleg

Slide 12 - Tekstslide

Joden
  • Komen uit Palestina
  • Monotheïsme -  ze geloofden Jahweh
  • Wachten op een Messias (een nieuwe Jesus)
  • Jezus van Nazareth was in de ogen van de joden een onruststoker

Slide 13 - Tekstslide


Jezus van Nazareth


  • Jezus is een Joodse man die rondreist in de streek Palestina en vertelt dat God goede mensen beloont en slechte mensen straft.
  • Jezus krijgt veel aanhangers. 
  • De Romeinen vinden hem daarom gevaarlijk. Ze nemen hem gevangen en kruisigen hem, de straf voor een opstandige slaaf.

Slide 14 - Tekstslide


Heeft Jezus echt bestaan?


  • Historici vermoeden van wel, hoewel er over het leven van Jezus geen (geschreven) bronnen zijn. 
  • Ook de Romeinen hebben niets opgeschreven over deze persoon. 
  • Alles wat wij van hem weten is (ongeveer 50 jaar) later opgeschreven, bijvoorbeeld in de Bijbel (Nieuwe Testament).






Slide 15 - Tekstslide


Christenen

  • De volgelingen van Jezus noemen zichzelf christenen
  • Deze naam komt van Christus, dat 'gezalfde' betekent.  
  • Jezus wordt door zijn volgelingen zo genoemd. 
  • Zij geloven in de woorden die Jezus (via zijn leerlingen) aan hen heeft gegeven: 'Iedereen is gelijk voor God en voor ieder goed mens is er een plek in de hemel'.

Slide 16 - Tekstslide


Christenen in het Romeinse Rijk


  • Het Christendom verspreidt zich snel in het Romeinse Rijk. 
  • De goede wegen en de aantrekkingskracht van het geloof (gelijkheid in de hemel, mysterieus en interessant) zorgen ervoor dat veel mensen christen worden.


Christenen gebruikten zelden het kruis als symbool. Ze gebruikte liever het Chi Rho-teken: de eerste twee letters van de naam Christus in het Grieks. De twee letters naast het teken zijn de alpha (α) en de omega (Ω): de eerste en laatste letter van het Griekse alfabet. Hiermee gaven ze aan dat Jezus het begin en het einde was.
Klik op het oogje rechtsboven in de hoek

Slide 17 - Tekstslide


Christenvervolging

  • Maar christen zijn in het Romeinse Rijk is levensgevaarlijk! 
  • Net als het Jodendom geloven de christenen maar in één god, en dat is niet de Romeinse keizer!
  • De Romeinse keizers willen dat iedereen naar hen luistert en zijn boos op de christenen. Daarom vervolgen en doden ze de christenen
Onder sommige Romeinse steden bevonden zich catacomben waarin christenen (maar ook Joden) hun doden begroeven.
Veel van deze catacomben zijn mooi versierd met christelijke muurschilderingen.
De catacomben werden soms ook gebruikt voor kerkdiensten, omdat het boven de grond te gevaarlijk was om openlijk voor je geloof uit te komen.
Klik op het oogje rechtsboven in de hoek

Slide 18 - Tekstslide




Rond het jaar 100 schreef de Romeinse 
historicus Tacitus:
‘In 64 was er een grote brand: de helft van Rome 
brandde af.  Al gauw werd verteld dat keizer Nero 
de brand had laten aansteken, omdat hij ruimte nodig 
had voor een nieuw paleis. Daarom gaf Nero de 
christenen de schuld. Hij liet hen zwaar straffen.
Zo kregen zij beestenvellen aangetrokken om door 
wilde honden verscheurd te worden, of ze werden 
gekruisigd, of ze werden door vuur gedood: aan het 
eind van de dag werden ze aangestoken om te dienen 
als straatverlichting.’

Slide 19 - Tekstslide

Constantijn de Grote
  • Christenen zijn ruim 3 eeuwen vervolgd in het Romeinse Rijk. 
  • Door Constantijn de Grote komt daar een einde aan:  kort voor een veldslag zou hij in een visioen een teken hebben gezien met daarbij geschreven de woorden dat de god van de christenen hem de zege belooft. 
  • Hij won de veldslag en werd christen...

Constantijn de Grote ziet een christelijk teken. Gravure uit de 17e eeuw.
Klik op dit oogje

Slide 20 - Tekstslide




  • ...vermoedelijk was de werkelijkheid iets anders: er braken steeds meer rellen uit tussen christenen en Romeinen. 
  • Constantijn bedacht de oplossing: godsdienstvrijheid voor de christenen. 
  • Hij werd zelf pas christen vlak vóór zijn dood.

Een standbeeld van Constantijn de Grote, of eigenlijk Flavius Valerius Aurelius Constantinus. De naam 'de Grote' heeft niets te maken met zijn lengte of het feit dat hij een goede keizer was. Het is een titel die de christelijke kerk aan hem heeft gegeven voor zijn bijdrage aan het christendom.
Klik op het oogje rechtsboven in de hoek

Slide 21 - Tekstslide


Staatsgodsdienst

  • In 380 gebeurt er iets bijzonders: keizer Theodosius verplicht iedereen om christen te worden. 
  • Het christendom wordt de staatsgodsdienst en alle andere godsdiensten worden verboden. 
  • Iedereen die niet christen is wordt vervolgd en hij verbiedt de Olympische Spelen, omdat ze niet christelijk zijn vindt hij
Romeinse munt met het hoofd van Theodosius I de Grote
Klik op het oogje rechts boven in de hoek

Slide 22 - Tekstslide

Dus hoe zat het nou?
Waardoor kreeg het christendom steeds meer aanhangers? 
  • Goede mensen worden beloond en slechte mensen gestraft
  • Het werd het Christendom de staatsgodsdienst 


Slide 23 - Tekstslide

Dit was de uitleg van 3.5.
Op de volgende pagina staat welke opdrachten je moet maken.
Lees bij de opdrachten goed wat je moet lezen.

Wanneer je een opdracht niet snapt, vraag iemand om hulp. Lukt dat niet, sla de opdracht dan over. 

Als je vragen hebt: mail dan naar ntuinier@bbonderwijs.nl 
Zorg dat in het onderwerp van je mail je naam staat en `vraag geschiedenis`

Slide 24 - Tekstslide

Aan de slag
Maken par.3.5 opdr. 2,3,5,8,9 en 10
Leesboek blz. 64 en 65
Werkboek blz. 71 tm 73

Wanneer je een opdracht niet snapt, vraag iemand om hulp. Lukt dat niet, sla de opdracht dan over.

Als je vragen hebt: mail dan naar ntuinier@bbonderwijs.nl
Zorg dat in het onderwerp van je mail je naam staat en `vraag geschiedenis`


Slide 25 - Tekstslide