In deze les zitten 18 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Zinnen maken
Slide 1 - Tekstslide
Doel van de les
Er zijn veel manieren waarop je een zin kunt maken.
Deze les leer je twee manieren:
1. de basis
2. de vraagzin
Slide 2 - Tekstslide
De basis van een zin
1= wie of wat (onderwerp)
2= het werkwoord
3= extra informatie
1
2
3
Ik
ga
naar school.
Slide 3 - Tekstslide
1. wie of wat
Onderwerp: wie of wat
Wie: Mijn tante woont in Amsterdam.
Wat: De school is in Amstelveen.
Slide 4 - Tekstslide
1. Jan loopt naar school. 2. Ik heb een broer en een zus. 3. De zoon heet David. 4. Ik schrijf de woorden.
5. Wij wonen in Portugal.
6. Het is mooi weer.
2. Het werkwoord
Slide 5 - Tekstslide
een werkwoord:
* praat over een actie; iets wat je doet * stopt vaak met ...-en
Slide 6 - Tekstslide
Dit is het hele werkwoord. Het infinitief.
lopen
geven
eten
slapen
zitten
luisteren
wonen
hebben
kiezen
gebruiken
komen
spellen
horen
Slide 7 - Tekstslide
Ken je nog meer werkwoorden?
Slide 8 - Tekstslide
werkwoorden
Slide 9 - Woordweb
een werkwoord..
* praat over een actie; iets wat je doet * stopt vaak met ...-en * Het werkvoord is#2in de zin.
Slide 10 - Tekstslide
1. Ik kom uit Peru. 2. Jij komt uit Nederland. 3. De vrouw komt uit Syrië. 5. Hij komt uit Sneek. 6. U komt uit Leeuwarden? 7. Wij komen uit Groningen. 8. Jullie komen uit China. 9. Zij komen uit Eritrea.
Ik kom Jij komt Zij komt Hij komt U komt _________________ Wij komen Jullie komen Zij komen
Slide 11 - Tekstslide
1. Ik kom uit Peru. 2. Jij komt uit Nederland. 3. De vrouw komt uit Syrië. 5. Hij komt uit Sneek. 6. U komt uit Leeuwarden? 7. Wij komen uit Groningen. 8. Jullie komen uit China. 9. Zij komen uit Eritrea.
Het werkwoord krijgt de vorm van de persoon.
Slide 12 - Tekstslide
1 of méér mensen?
meer? > hele werkwoord! infinitief
Ik kom Jij komt Zij komt Hij komt U komt _________________ Wij komen Jullie komen Zij komen
Slide 13 - Tekstslide
1. Jan loopt naar school. 2. Ik heb een broer en een zus. 3. De zoon heet David. 4. Ik schrijf de woorden.
5. Wij wonen in Portugal.
6. Het is mooi weer.
3. Extra informatie
Slide 14 - Tekstslide
Vraagzin
Bij een vraagzin staat het werkwoord of het vraagwoord op nummer 1.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.