In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Hoe zag het dagelijks leven van plantageslaven eruit?
Slide 2 - Tekstslide
Hoe zag het dagelijks leven van plantageslaven eruit?
Doel:
Je kunt aan de hand van een stappenplan de betrouwbaarheid van bronnen beoordelen.
Je kunt met behulp van bronnen het leven van een plantageslaaf beschrijven.
Slide 3 - Tekstslide
bronnen
Betrouwbaarheid van bronnen
Stap 1: Wat voor soort bron is het?
- geschreven/ongeschreven
- openbaar/privé
- primair/secundair
Stap 2: Wat weet je van de maker?
- Wie
- Welke doel
- Hoe komt hij aan informatie
Stap 3: Wanneer is de bron gemaakt?
- Zelfde tijd/later
Stap 4: Klopt de inhoud van de bron?
- feiten/meningen
- vooroordelen
- andere bronnen
Slide 4 - Tekstslide
Opdracht
Je doet onderzoek naar het werk en het dagelijks leven op een plantage in de achttiende en negentiende eeuw.
1) Kies 3 bronnen uit de volgende slides (let op: je kiest minimaal 1 tekstbron)
2) Beoordeel of de bron betrouwbaar is aan de hand van het stappenplan. Je vindt aan het einde van de LessonUp steeds ruimte voor je antwoord.
3) Beschrijf met behulp van de door jou gekozen bronnen hoe het dagelijkse leven van een plantageslaaf eruit zag (zie laatste vraag in de LessonUp).
De klassencode is: wcnkt
Slide 5 - Tekstslide
Plantage in Suriname, Dirk Valkenburg, 1707
Slide 6 - Tekstslide
John Stedman: Aankomst van slaven in Paramaribo omstreeks 1775
Slide 7 - Tekstslide
Diorama van de koffie- en katoenplantage Zeezigt, Gerrit Schouten, ca. 1815 - ca. 1821
Slide 8 - Tekstslide
Tekening van P.J. Benoit uit zijn boek “Voyage à Surinam” (1839).
Slide 9 - Tekstslide
afb. het proces tegen Tula
Op 17 augustus 1795 komt een groep slaafgemaakten in opstand op de Curaçaose plantage Kenepa. Een van de leiders van deze opstand is Tula. Uit deze processtukken blijkt dat Tula goed op de hoogte is van eerdere opstanden, wetgeving en politieke veranderingen. Tegen de onderhandelaar spreekt hij: “Wij zijn al te zeer mishandeld. Wij zoeken niemand kwaad te doen, maar zoeken onze vrijheid.”
Slide 10 - Tekstslide
'Barbaarse streken in West-Indië', getekend door James Gillray in 1791
Slide 11 - Tekstslide
Over het geheel misschien mag ik eenige toegeeflykheid verwagten, wanneer de Lezer in 't oog houd, dat hy geen Roman leest, door loutere verbeelding zaamgeflanst, maar eene wezentlyke Geschiedenis, door geene wonderbaare voorvallen opgepronkt; het werk van een Officier, die zyn pen en penceel zonder medehulp gebruikt heeft, en dat op de plaats zelve; eene omstandigbeid, die zeldzaam voorvalt.
Met opzigt tot de afschuwelyke wreedheden, door my zoo meenigwerf verhaald, zy het genoeg te weten, dat anderen van dergelyke onmenschelyke bedryven af te schrikken en deugd in te boezemen, myn eenige dryfveer was; terwyl het aan den anderen kant niet moet worden uit 't oog verloren, dat vryheid, even zeer als te groote zachtheid, wanneer zy aan ongeletterde en van alle beginzelen verstoken menschen schielyk vergunt word, voor beide partyen gevaarlyk, zoo niet verderffelyk is. Getuigen zyn de Ouca- en Saraméca-Negers in Surinamen; de Maroni-Negers van Jamaica; de Caraïben van St. Vincent; enz.
Terwyl intusschen de Surinaamsche Volkplanting van het bloed der Africaansche Negers rookt, vind ik my verpligt naar waarheid op te merken, dat het de Hollanders alleen niet zyn, die daar aan schuldig staan; maar dat meest aan andere volken, en voornamelyk aan de Joden, deeze zoo algemeene en helsche barbaarsheid te wyten is.
John Gabriël Stedman, REIZE NAAR SURINAMEN EN GUIANA, 1799.
Slide 12 - Tekstslide
‘Ik heb gisteren den Directeur der plantage Toledo, waar ik die kinderen en de Creolen-mama gedoopt heb, gesproken. Toen ik hem naar Hanna, de Creolen-mama, vroeg, weidde hij sterk uit in den lof dier oude negerin, en zeide, dat hij zich niet genoeg over haar kon verwonderen ….. Tevoren moest zij schier elke week om leugentaal, dieverij, luiheid enz. geslagen worden. Eertijds ten uiterste onwillig en onbuigzaam, doet zij nu alles gedwee. Dit laatste had ik reeds van de eigenaar zelven en van diens deugdzame dochter gehoord."
Citaat uit een brief van Pater Wennekers in: Adrianus Bossers, De Beknopte geschiedenis der katholieke missie in Suriname, 1884.
Slide 13 - Tekstslide
"Dit waren de Neegers niet meer, welker eenvoudige goedhartigheid in de reisbeschrijvingen zozeer gepreconiseerd wordt, 't zijn meerendeels gesleepen schurken die alleen met harde hand in bedwang gehouden konden worden. De Afrikanen waren lui, voortdurend dreigden overvallen door opstandige slaven, en daarnaast was er de gedurige angst, waarin men leven moet voor vergiftiging door Afrikaans huispersoneel."
Joan Jacob Mauricius (1692-1768), gouverneur van Suriname (1742-1751) na een eerste kennismaking met de slavernij in Suriname.
"In plaats van doodstraffe voor hun leven lang te comdemneeren tot het een of 't andere publieke werk, hen de Tong uytsnijdende en ontmannen, 't welk hen meer schrik zou geven dan de dood." (...) "Er werd besloten de veroordeelden, om haere fanatique inbeelding soo veel mogelijk te beteugelen, te castreren vóór ze na een bewerking met gloeiende tangen op de brandstapel ter dood werden gebracht."
Joan Jacob Mauricius (1692-1768), gouverneur van Suriname (1742-1751) na zijn eerste jaar in Suriname.
Slide 14 - Tekstslide
“Toen de weerspannige Negers op de Plantagie Sante Crux kwamen, voegden de slaven van deze zich bij hen, en kort daarna ook die van de omliggende tuinen. Zij braken nu het distilleerhuis open, waarin zij eene aanzienlijke hoeveelheid rum vonden, en gaven zich aan een onmatig gebruik daarvan over. De rum deed zijne gewone werking: hij wekte op, verhitte en bedwelmde. De Negers kwamen nu tot besluiten, waaraan zij waarschijnlijk vroeger niet gedacht hadden. Zij namen nu voor, den blanken de gewone titels niet meer te geven; deze alle gehoorzaamheid te weigeren; zich zelven vrij te verklaren; en zelven opperhoofden aan te stellen, die hen regeren zouden. Naarmate zij voortgingen met rum te drinken, vermeerderden ook hun moed en hunne kracht. Zij waren nu noch voor hunne meesters, noch voor de soldaten in het fort, noch voor de regering des eilands meer bevreesd, en gevoelden zich in staat, om alles te doen, wat zij wilden.”
Reisverslag van Nederlandse predikant Gerardus Balthazar Bosch, ca 1815. in: Artwell Cain (red.) Tula. De slavenopstand van 1795 op Curaçao (2009)
Slide 15 - Tekstslide
Voltaire schreef een verhaal over Candide, die rond de wereld reist. In Suriname zag hij een zwarte man zonder linkerbeen en rechterhand de man zei: ‘Wanneer we in de suikerfabriek werken, en de moelen toevallig een vinger grijpt, hakken ze onmiddellijk onze hand af; en wanneer we proberen weg te rennen, snijden ze een been af. Beide dingen zijn mij overkomen, en het is tegen deze prijs dat jullie suiker eten in Europa. En toch, toen mijn moeder mij verkocht, zei ze tegen mij: “Mijn lieve kind, zegen onze priesters; blijf ze voor altijd aanbidden; ze zullen je gelukkig maken; het is een eer om slaaf te zijn van onze heren de blanken, waarmee u het vermogen van ons, uw ouders, zult verdienen.” Ik weet niet of ik hun fortuin heb gemaakt; maar zij hebben de mijne niet gemaakt; honden, apen en papegaaien zijn duizend keer minder ellendig af dan ik. De Nederlandse priesters die mij bekeerden, vertellen mij elke zondag dat zwarten en blanken allemaal kinderen zijn van één vader, die zij Adam noemen. Wat mij betreft, ik begrijp niets van geslachtsregisters; maar als wat deze predikers zeggen waar is, zijn we allemaal neven en nichten; en je moet toegeven dat het onmogelijk is om slechter behandeld te worden door familie dan wij.’
Voltaire, Candide of het Optimisme (1759)
Slide 16 - Tekstslide
Hoe duur was de suiker, 2013:
https://www.youtube.com/watch?v=IEhbgSiT-Fo
Slide 17 - Tekstslide
Tula: The Revolt (2013):
https://www.youtube.com/watch?v=ZQmISOkP9RA
Slide 18 - Tekstslide
"De gouverneur van Berbice kwam eens langs een plantage waar een kind van acht voor straf al twee weken in een kooi zat, in de zon met nauwelijks eten en drinken. Hij gaf het bevel hier een einde aan te maken, maar de slavenhouder legde dat naast zich neer.”
(....)
"Natuurlijk proberen mensen wat van hun leven te maken. Je ziet dat mensen trouwen, vriendschappen en vijandschappen hebben. Je leest ook over gezinnen die bestonden uit een mix van vrijgelatenen en inheemsen. Slaafgemaakten moesten hun eigen voedsel verbouwen, waar ze ook genoegdoening en een zekere mate van autonomie aan ontleenden. Maar dat is slechts één kant van de munt: de andere kant is de permanente dreiging van geweld en onmenselijke straffen.”
Twee fragmenten uit 'De ruzie voorbij: Nederland en de slavernij', NRC, 20 november 2020, waarin Marjoleine Kars bespreekt hoe het leven van slaven eruit zag.
Slide 19 - Tekstslide
"Naarmate de generaties langer op zo’n plantage leefden, ontstonden er echte gemeenschappen. Er was een continue onderhandeling. Zo gingen de slaven op Roosenburg in staking tegen een nieuwe, wrede opzichter. Aan dit gedrag wilden ze zich niet accommoderen. Er was geen sprake van gelijkwaardigheid, de dreiging van grof geweld was er altijd, maar er was kennelijk wel een afweging: zolang die opzichter niet al te extreem optreedt, slikken wij het.”
Een fragment uit 'De ruzie voorbij: Nederland en de slavernij', NRC, 20 november 2020, waarin Gert Oostindie bespreekt hoe het leven van slaven eruit zag.
Slide 20 - Tekstslide
Betrouwbaarheid bron 1:
Slide 21 - Open vraag
Betrouwbaarheid bron 2:
Slide 22 - Open vraag
Betrouwbaarheid bron 3:
Slide 23 - Open vraag
Beschrijf met behulp van je bronnen in ongeveer vijftig woorden het dagelijks leven van een plantageslaaf.
(Klaar? Vergelijk jouw verhaal met een klasgenoot. Verklaar de verschillen tussen jullie beschrijvingen)
Slide 24 - Open vraag
Hoe zag het dagelijks leven van plantageslaven eruit?
Doel:
Je kunt aan de hand van een stappenplan de betrouwbaarheid van bronnen beoordelen.
Je kunt met behulp van bronnen het leven van een plantageslaaf beschrijven. (waarom is dit moeilijk?)