Ik ben de man die eens in Pannonië bij ieder bekend was.
Van duizend sterke Bataven was ik nummer één.
Ik presteerde het om, onder toeziend oog van Hadrianus, het diepe water van de brede Donau over te zwemmen, en dat in volle wapenrusting.
Een afgeschoten pijl kon ik in de vlucht met een andere pijl doorklieven.
Niemand was mij de baas, geen Romeinse soldaat met zijn speer en geen Parthische barbaar met zijn boog.
Hier lig ik nu, mijn daden heb ik vereeuwigd in steen.
Zou iemand mijn prestaties kunnen evenaren?
Ik denk van niet, maar als het lukt, bedenk dan wel: ík heb het voorbeeld gegeven, ík was het eerst.