3.1 fictie personages, verteller en perspectief

3.1 fictie 
personages, verteller en perspectief
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.1 fictie 
personages, verteller en perspectief

Slide 1 - Tekstslide

Personages en karakterontwikkeling
De hoofdpersoon – soms zijn het meerdere – is de persoon om wie het verhaal draait. Vaak heeft deze persoon een doel of een opdracht. 

Bijfiguren die de hoofdpersoon helpen om het doel te bereiken zijn helpers, bijfiguren die de hoofdpersoon tegenwerken zijn tegenstanders. 

Deze rollen liggen niet altijd vast, wantrelaties kunnen in de loop van een verhaal veranderen: een helper kan een tegenstander worden, of andersom.

Slide 2 - Tekstslide

Als je een personage uit een verhaal beschrijft, kijk je naar verschillende elementen:

  • het uiterlijk van het personage;
  • belangrijke kenmerken, zoals geslacht, leeftijd, gezondheid, achtergrond;
  • karaktereigenschappen, die je opmaakt uit wat het personage doet, zegt en denkt.


Slide 3 - Tekstslide

Als lezer kun je personages op verschillende manieren leren kennen:

  • direct: de schrijver verwerkt de informatie over een personage rechtstreeks in de tekst;
  • indirect: je moet de informatie zelf afleiden uit wat een personage doet, zegt en denkt of uit wat anderen over hem zeggen of denken.

Slide 4 - Tekstslide

Ontwikkeling
In de loop van een verhaal maken personages vaak een ontwikkeling door in hun karakter. 

Ze veranderen bijvoorbeeld: hun gedrag, ze worden volwassen, ze komen tot bepaalde inzichten of verwerken wat ze hebben meegemaakt.

Slide 5 - Tekstslide

Beschrijving en mening
Bij het lezen van verhalen kun je een beschrijving geven van de personages. Je geeft weer wat je feitelijk uit het verhaal kunt opmaken. 
Daarnaast kun je ook een mening geven over personages. Je verwoordt dan je sympathie of antipathie voor personages en geeft aan of je het wel of niet eens bent met hun daden, keuzes of opvattingen.

Slide 6 - Tekstslide

Sleep de juiste eigenschappen naar de hoofd- of bijpersoon
flat character
round character
type
karakter
tegenstander
helper
held
hoofdpersoon
bijfiguur

Slide 7 - Sleepvraag

Vertelperspectief, verhaalbegin en verhaaleinde
Als je een verhaal leest, wordt alles aan jou als lezer gepresenteerd vanuit een bepaald standpunt. Dit heet het vertelperspectief.

Slide 8 - Tekstslide

Ik-vertelperspectief
Ik-vertelperspectief – de gebeurtenissen worden verteld door een personage in de ik-vorm. Je zit als lezer als het ware ‘in het hoofd’ van deze ik-persoon.



Slide 9 - Tekstslide

Personaal vertelperspectief
Personaal vertelperspectief – de gebeurtenissen worden in hij- of zij-vorm verteld. Je beleeft de gebeurtenissen door de ogen van de hij- of zij-figuur, doordat je van hem of haar de ‘binnenwereld’ leert kennen en doordat deze persoon aanwezig is in alle scènes van het verhaal.

Slide 10 - Tekstslide

Auctoriaal vertelperspectief
Auctoriaal vertelperspectief – er is een alwetende verteller die zelf geen rol speelt in het verhaal, maar alles weet van alle personages en gebeurtenissen. Hij geeft soms ook commentaar op het verhaal.

Slide 11 - Tekstslide

Vertelperspectief
In alle gevallen kan het zo zijn dat de verteller niet of niet helemaal de waarheid spreekt. De verteller is dan onbetrouwbaar, de lezer wordt op het verkeerde been gezet.

Kiest een schrijver voor het personale vertelperspectief of het ik-vertelperspectief, dan kan er ook sprake zijn van wisselend perspectief. Verschillende personages wisselen elkaar dan af als hoofdpersoon, vaak per hoofdstuk.

Slide 12 - Tekstslide

De verteller in het verhaal noem je de ...
A
schrijver
B
vertelinstantie

Slide 13 - Quizvraag

Lees de tekst. Van welke vertelinstantie is hier sprake?

Slide 14 - Tekstslide

In deze tekst was sprake van ...
A
ik-vertelsituatie
B
auctioriale vertelsituatie
C
meervoudig perspectief
D
personale vertelsituatie

Slide 15 - Quizvraag

Lees de tekst. Van welke vertelinstantie is hier sprake?

Slide 16 - Tekstslide

In deze tekst was sprake van ...
A
ik-vertelsituatie
B
auctioriale vertelsituatie
C
meervoudig perspectief
D
personale vertelsituatie

Slide 17 - Quizvraag

Noem een boek, film of serie waar familierelaties centraal staan.

Slide 18 - Woordweb

Maken
Lees tekst 1 klassikaal
Maak opdracht 3, 4, 5 en 6

Slide 19 - Tekstslide