Les 11- M3- wk 41

Guten Tag!
1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Guten Tag!

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute
Leesvaardigheden- Strategien -focus op woordenboek-gebruik, signaalwoorden
Wortschatzaufgaben im Buch

Slide 2 - Tekstslide

Leesvaardigheid 
Aanpak van leesvaardigheid.

Slide 3 - Tekstslide

Zusammenfassung 
Wat hebben we tot nu geleerd?

1. Wat is stap 1?
2. Wat is stap 2?
3. Wat is stap 3?
1. heb pen, markeerstift, potlood, woordenboek bij de hand
2. lees de vraag- maar bij ABCD vragen niet de antwoorden! anders "vul" je in=> dat lijdt tot een foute antwoord
3.bekijk de titel & plaatjes, lees de eerste alinea=> wat is de Grote lijn? waarover gaat het?

Slide 4 - Tekstslide

Leesstrategieën in kort!
kijken naar plaatjes/titels/tussenkopjes. 
Waar gaat de tekst over?
Lees de vragen en de antwoorden
Ga gericht lezen
Streep foute antwoorden weg
Geef antwoord

Slide 5 - Tekstslide

Het gebruik van een woordenboek

Slide 6 - Tekstslide

Kijk mee!
Kijk naar het filmpje en let goed op...
Er volgen zo meteen vragen over de inhoud van het filmpje.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

1. Welk van de onderstaande woorden vind ik WEL in het woordenboek?
A
afkortingen
B
verkleinwoord
C
zelfstandig naamwoord - enkelvoud
D
zelfstandig naamwoord - meervoud

Slide 9 - Quizvraag

2. De dame in het filmpje heeft het over de infinitief van een werkwoord. Wat is een infinitief eigenlijk?
A
vervoeging
B
de stam van een werkwoord
C
de ik-vorm
D
het hele werkwoord

Slide 10 - Quizvraag

3. Er wordt steeds gesproken over de context. Wat is de context?
A
betekenis
B
samenhang
C
verband
D
achtergrond

Slide 11 - Quizvraag

4. Welke van de volgende woorden is GEEN signaalwoord?
A
oder
B
doch
C
aber
D
mit

Slide 12 - Quizvraag

Signaalwoorden

Een signaalwoord is een verbindingswoord.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de vertaling van de volgende signaalwoorden?

Slide 14 - Tekstslide

6. also

A
dus
B
want
C
daarom
D
of

Slide 15 - Quizvraag

7. heute
A
nu
B
vandaag
C
vroeger
D
later

Slide 16 - Quizvraag

8. zum Beispiel

Slide 17 - Open vraag

9. aber

Slide 18 - Open vraag

10. weil

Slide 19 - Open vraag

meestgebruikte signaalwoorden 
Bekijkt  blz. 2 & 3 in het hand-out.
Deze moeten tot en met de examens bekend zijn.

Wij oefenen eerst met een Nederlandse tekst en dan met een Duitse tekst.

Slide 20 - Tekstslide

Tot zover de signaalwoorden.
Nu verder met de werkwoorden.

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de infinitief van het werkwoord in de zin?

De infinitief is het hele werkwoord.

Slide 22 - Tekstslide

11. Die Parkzeit ist unbegrenzt.
A
ist
B
sein
C
sind

Slide 23 - Quizvraag

12. Ein kostenfreies Parkticket gilt 10 Minuten.
A
gilt
B
gilten
C
gelten

Slide 24 - Quizvraag

15. Er macht die Menschen neugierig.

Slide 25 - Open vraag

Dat was de infinitief.
Dan gaan we verder met de zelfstandige naamwoorden.

Slide 26 - Tekstslide

Zoek de vertaling van de volgende woorden op in het woordenboek.

Slide 27 - Tekstslide

16. Ausland
Schrijf betekenis nummer 1 op.

Slide 28 - Open vraag

17. Verwaltung
Schrijf betekenis nummer 1 op.

Slide 29 - Open vraag

18. Parkschein
Welk lidwoord staat ervoor?

Slide 30 - Open vraag

19. Absatz
Wat is de betekenis van dit woord als het gaat over het thema leesvaardigheid?

Slide 31 - Open vraag

21. Berufswechsel

Slide 32 - Open vraag

Aufgabe 
Geef van elke bewering over het café van Uschi Reents aan of deze wel of niet overeenkomt met de tekst.
Het café
1. had dit jaar het hoogste aantal bezoekers ooit.
2. viert dit jaar een jubileum
3. is pas heropend na een grondige verbouwing
4. wordt alleen op verzoek geopend. 

Slide 33 - Tekstslide

Geef aan welke bewering(en) over het café van Uschi Reents overeenkomt met de tekst.
Het café
A
had dit jaar het hoogste aantal bezoekers ooit
B
viert dit jaar een jubileum
C
is pas heropend na een grondige verbouwing
D
wordt alleen op verzoek geopend

Slide 34 - Quizvraag

Aufgabe 2
Geef van elk van de volgende beweringen aan of deze wel of niet overeenkomt met de tekst.
1. De Duitse regering geeft subsidie op elektrische auto's
2. Duitsland en Japan hebben afspraken gemaakt over gezamenlijk onderzoek
3. Japan is erg ver in het onderzoek naar accu's.
4. Er komt meer samenwerking tussen Duitse autofabrikanten

Slide 35 - Tekstslide

Geef aan welke van de volgende bewering(en) overeenkomt met de tekst.
A
De Duitse regering geeft subsidie op elektrische auto's
B
Duitsland en Japan hebben afspraken
C
Japan is erg ver in het onderzoek naar accu's.
D
Er komt meer samenwerking tussen Duitse autofabrikanten

Slide 36 - Quizvraag

Aufgabe 3
Was macht der 3. Absatz über die Currywurst deutlich?
Die Currywurst 
A. bekommt immer stärkere Konkurrenz, auch aus dem Ausland
B. gibt es mittlerweile auch als 'Light'-Variante
C. ist ein starkes Produkt, das bei vielen Menschen beliebt ist
D. wird immer öfter in Restaurants, immer weniger auf der Straße angeboten

Slide 37 - Tekstslide

Was macht der 3. Absatz über die Currywurst deutlich?
Die Currywurst
A
bekommt immer stärkere Konkurrenz, auch aus dem Ausland
B
gibt es mittlerweile auch als 'Light'-Vari
C
ist ein starkes Produkt, das bei vielen Menschen beliebt ist
D
wird immer öfter in Restaurants, immer weniger auf der Straße angeboten

Slide 38 - Quizvraag

Aufgabe 4

Slide 39 - Tekstslide

Was geht aus der Einleitung und dem 1. Absatz hervor?
A
Beim Goldsuchen gibt es neue Methoden
B
Das Interesse am Goldsuchen hat zugenommen
C
Es ist schwierig, jemandem die Goldwaschkunst beizubringen
D
Gold aus Deutschland ist besonders wertvoll

Slide 40 - Quizvraag

Aufgabe 5
Een vereniging van Duitse artsen wil een fietshelmplicht voor iedereen tot 18 jaar. 
Wie kunnen er, volgens deze vereniging, nog meer voor zorgen dat kinderen en jongeren een fietshelm gaan dragen?
Noem twee groepen mensen.
Beantwoord deze vraag in het Nederlands

Slide 41 - Tekstslide

Een vereniging van Duitse artsen wil een fietshelmplicht voor iedereen tot 18 jaar.
Wie kunnen er, volgens deze vereniging, nog meer voor zorgen dat kinderen en jongeren een fietshelm gaan dragen?
Noem twee groepen mensen.
Beantwoord deze vraag in het Nederlands

Slide 42 - Open vraag

Aufgabe 6
Een school maakt gebruik van het aanbod van 'IC-Gruppenreisen' voor een reis naar het Duitse eiland Ummanz.
Bij het reisgezelschap van 15 personen sluit zich uiteindelijk nog een extra leerling aan. 
Wat gebeurt er hierdoor met de totaalprijs van de schoolreis?
Beantwoord deze vraag in het Nederlands 

Slide 43 - Tekstslide

Aufgabe 7
In welke jaargetijde is er op Ummanz iets unieks te zien?
A in de lente 
B in de zomer 
C in de herfst 
D in de winter

Slide 44 - Tekstslide

Een school maakt gebruik van het aanbod van 'IC-Gruppenreisen' voor een reis naar het Duitse eiland Ummanz.
Bij het reisgezelschap van 15 personen sluit zich uiteindelijk nog een extra leerling aan.
Wat gebeurt er hierdoor met de totaalprijs van de schoolreis?
Beantwoord deze vraag in het Nederlands

Slide 45 - Open vraag

In welke jaargetijde is er op Ummanz iets unieks te zien?
A
in de lente
B
in de zomer
C
in de herfst
D
in de winter

Slide 46 - Quizvraag

Aufgabe 8
Vertaal de onderstreepte woorden en geef aan welke functie de signaal woorden hebben.
doch 
zum Beispiel
und
Weil
oder 
dann
auch
wenn

Slide 47 - Tekstslide

Welke functie heeft ''doch'' in de tekst?
A
tegenstelling
B
uitbreiding
C
voorbeeld
D
benadrukking

Slide 48 - Quizvraag

Welke functie heeft ''zum Beispiel'' in de tekst?
A
bevestiging
B
voorwaarde
C
voorbeeld
D
opsomming

Slide 49 - Quizvraag

Welke functie heeft ''und'' in de tekst?
A
uitbereiding
B
opsomming
C
voorwaarde
D
tegenstelling

Slide 50 - Quizvraag

Welke functie heeft ''Weil'' in de tekst?
A
tijd
B
tegenstelling
C
benadrukking
D
argumentatie

Slide 51 - Quizvraag

Welke functie heeft ''oder'' in de tekst?
A
benadrukking
B
bevestiging
C
tegenstelling
D
argumentatie

Slide 52 - Quizvraag

Welke functie heeft ''dann'' in de tekst?
A
tegenstelling
B
opsomming
C
uitbereiding
D
tijd

Slide 53 - Quizvraag

Welke functie heeft ''auch'' in de tekst?
A
uitbreiding
B
opsomming
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 54 - Quizvraag

Welke functie heeft ''wenn'' in de tekst?
A
voorwaarde
B
tijd
C
tegenstelling
D
bevestiging

Slide 55 - Quizvraag

Slide 56 - Tekstslide