Hoofdstuk 5: kansrekening

Kansrekenen
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 40 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Kansrekenen

Slide 1 - Tekstslide

Hoe gaat de komende periode eruitzien?
Hoofdstuk 5: kansrekenen (paragraaf 1 & 2 herhaling wis B)
Voortgangstoets hoofdstuk 5 (20 december)

Hoofdstuk 7 paragraaf 1 & 2: bewijzen
Voortgangstoets hoofdstuk 7

Hoofdstuk 8 vectormeetkunde: hoe ver we komen...
PTA over hoofdstuk 5, paragraaf 7.1 & 7.2, en hoofdstuk 8 t/m ?

Slide 2 - Tekstslide

Herhalen van kansexperimenten
Stel, je verveelt je en je gooit 10 dobbelstenen in de lucht. Wat is de kans dat je met vier dobbelstenen 5 ogen gooit?

Slide 3 - Tekstslide

Rijbewijs
Het 'rijbewijs principe' houdt in dat je een toets mag afnemen totdat je hem haalt. 

Voor deze vraag mag je ervan uitgaan dat de kans dat iemand het rijexamen haalt, gelijk is aan 74%. Wat is de kans dat iemand 3 keer moet afrijden?

Slide 4 - Tekstslide

Zelf aan de slag

Maak hierbij opdracht 6, 13, 14, 19, 21
Van hoofdstuk 5, paragraaf 1

Slide 5 - Tekstslide

Pakken met en zonder terugleggen

Slide 6 - Tekstslide

Met terugleggen
Zonder terugleggen



Of
Je mag 4 lootjes trekken uit een vaas met 6 lootjes zonder prijs en 5 lootjes met een prijs. Wat is de kans op 1 prijs?
(14)115(116)3
(14)1151069584
(411)(15)(36)
LET OP: in situaties waarbij je met percentages rekent (kleine steekproeven uit grote populaties), mag je een situatie zonder terugleggen behandelen als een situatie met terugleggen

Slide 7 - Tekstslide

Zelf aan de slag

Maak hierbij opdracht 24, 28, 29

Slide 8 - Tekstslide

Kansverdelingen

Slide 9 - Tekstslide

Aankondiging wiskunde Olympiade

Slide 10 - Tekstslide

Kansverdeling
Stochast = toevalsvariabele

Een vaas bevat 12 knikkers waaronder 4 rode. Je trekt 3 knikkers uit deze vaas. X = het aantal rode knikkers dat je pakt. Stel de kansverdeling op van X.

Slide 11 - Tekstslide

Zelf aan de slag

Maak hierbij opdracht 35, 37, 40

Slide 12 - Tekstslide

Verwachtingswaarde

Slide 13 - Tekstslide

Verwachtingswaarde
Bij de eindejaarsloterij worden 1.700.000 miljoen loten verkocht. Er is 1 hoofdprijs van 34,4 miljoen, 3 tweede prijzen van 5 miljoen, 15 derde prijzen van een miljoen en 250 prijzen van 10.000 euro. Een lot kost €35,-. Wat is de verwachte winst van deze loterij?

Slide 14 - Tekstslide

Zelf aan de slag

Maak hierbij opdracht 43, 46, 47

Slide 15 - Tekstslide

Binomiale kansen

Slide 16 - Tekstslide

Binomiaal kansexperiment



Of

Slide 17 - Tekstslide

Oefenvraag
Stel, je krijgt het volgende uur een SO. Meerkeuze, dat dan weer wel, maar je hebt niet geleerd. Wat is de kans dat je van de 20 vierkeuzevragen er 10 goed gokt?

Slide 18 - Tekstslide

Uitwerking
P(x=10)=(2010)(41)10(43)10=0,01

Slide 19 - Tekstslide

Gelukkig kan dit makkelijker

Pak je GR

Slide 20 - Tekstslide

Zelf aan de slag

Maak hierbij opdracht 51, 55, 57, 60

Let op: studiewijzer klopt niet meer helemaal i.v.m. extra les.

Slide 21 - Tekstslide

Binomiale kansen deel 2

Slide 22 - Tekstslide

Herinner je je deze nog?
Stel, je krijgt het volgende uur een SO. Meerkeuze, dat dan weer wel, maar je hebt niet geleerd. Wat is de kans dat je van de 20 vierkeuzevragen er 10 goed gokt?
P(x=10)=(2010)(41)10(43)10=0,01

Slide 23 - Tekstslide

Maar
Stel, je krijgt het volgende uur een SO. Meerkeuze, dat dan weer wel, maar je hebt niet geleerd. Wat is de kans dat je van de 20 vierkeuzevragen er minstens 10 goed gokt?


Terug naar de GR dus...

Slide 24 - Tekstslide

Conclusie
Precies aantal: binomPdf

Meerdere opties: binomCdf

Denk erom dat CDF altijd rekent vanaf 0. Soms moet je kansen dus omschrijven.

Slide 25 - Tekstslide

Zoals bijvoorbeeld

Je gooit 20 keer met een dobbelsteen. Wat is de kans dat je minstens 8 keer een '6' gooit?

Slide 26 - Tekstslide

Uitwerkingen
P(X8)=1P(X7)
1binomcdf(20,61,7)=0,011

Slide 27 - Tekstslide

Zelf aan de slag

Maak hierbij opdracht 63, 64, 65

Slide 28 - Tekstslide

n berekenen

Slide 29 - Tekstslide

Dobbelstenen
Situatie 1: je gooit 10 keer met een dobbelsteen. Wat is de kans dat je minstens 4 keer 6 ogen gooit?

Situatie 2: je wilt dat de kans dat je minstens 4 keer 6 ogen gooit groter is dan 95%. Hoe vaak moet je gooien?

Slide 30 - Tekstslide

Zelf aan de slag

Maak hierbij opdracht 67, 68, 69

Slide 31 - Tekstslide

Multinomiale kansexperimenten

Slide 32 - Tekstslide

Dobbelstenen deel 2

Je gooit 10 keer met een dobbelsteen. Wat is de kans dat je drie keer 1 of 2 ogen, drie keer 3 ogen en vier keer 5 of 6 ogen gooit?

Slide 33 - Tekstslide

Uitwerkingen
Optie 1 (zoals bij wiskunde b): 


Optie 2 (met multinomiaalcoëfficiënten): 
(62)3(61)3(62)4(103,3,4)=(62)3(61)3(62)43!3!4!10!
(62)3(61)3(62)4(103)(73)

Slide 34 - Tekstslide

Zelf aan de slag

Maak hierbij opdracht 73, 74

Slide 35 - Tekstslide

De poissonverdeling

Slide 36 - Tekstslide

In de wachtrij
Bij de helpdesk van een internetprovider is bekend dat er op maandag tussen 8 en 9 uur gemiddeld 15 telefoontjes binnenkomen. Wat is de kans dat er op een willekeurige maandag tussen 8 en 9 uur meer dan 20 telefoontjes binnenkomen:

a) ervan uitgaande dat de provider 10.000 klanten heeft?
b) ervan uitgaande dat de provider 100.000 klanten heeft?

Slide 37 - Tekstslide

Uitwerkingen
a) 1 - binomcdf (10.000 ; 15/10000 ; 19) = 0,125


b) 1 - binomcdf (100.000 ; 15/100000 ; 19) = 0,125

Slide 38 - Tekstslide

De poissonverdeling
Een kleine kans op succes heel vaak herhalen geeft:

Waarbij         = gemiddeld aantal keer succes.

Op GR:

P (X = k) geeft poissonpdf (l, k)
P (X < k) geeft poissoncdf (l, k)
P(x=k)=eλk!λk
λ

Slide 39 - Tekstslide

Zelf aan de slag

Maak hierbij opdracht 77, 79, 80

Slide 40 - Tekstslide