Quiz ter voorbereiding op de toets

Vertaal naar het Nederlands:
something
1 / 29
volgende
Slide 1: Open vraag
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Vertaal naar het Nederlands:
something

Slide 1 - Open vraag

Vertaal naar het Nederlands:
holidays

Slide 2 - Open vraag

Vertaal naar het Nederlands:
money

Slide 3 - Open vraag

Kies het goede woord:
Tommy has a drink ..... the football match.
A
at night
B
after
C
everyone
D
lend

Slide 4 - Quizvraag

Kies het goede woord:
..... in my family likes swimming.
A
Really
B
After
C
Everyone
D
Lend

Slide 5 - Quizvraag

Kies het goede woord:
Can you ..... me a pen?
A
Really
B
After
C
Lend
D
Lean

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van: expensive in het Engels?

Slide 7 - Open vraag

Vertaal naar het Engels:
gratis

Slide 8 - Open vraag

Vertaal naar het Nederlands:
geluk hebben

Slide 9 - Open vraag

Vertaal naar het Nederlands:
elk(e)

Slide 10 - Open vraag

Kies het beste woord in de zin:
I always fly / mean what I say.
A
fly
B
mean

Slide 11 - Quizvraag

Kies het beste woord in de zin:
Hamid and Joe have drinks and
food / gig for the picnic.
A
food
B
gig

Slide 12 - Quizvraag

Kies het beste woord in de zin:
You can learn / use my phone.
A
learn
B
use

Slide 13 - Quizvraag

Kies het beste woord in de zin:
This is the best still / way to do this.
A
still
B
way

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent:
over
A
at
B
past
C
to
D
am

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent:
voor
A
at
B
past
C
to
D
am

Slide 16 - Quizvraag

Wat gebruik je bij tijden 's morgens?
A
am
B
pm

Slide 17 - Quizvraag

Schrijf de tijden voluit in het Engels:
9.40

Slide 18 - Open vraag

Schrijf de tijden voluit in het Engels:
12.15

Slide 19 - Open vraag

Schrijf de tijden voluit in het Engels:
5.30

Slide 20 - Open vraag

Schrijf de rangtelwoorden voluit op in het Engels: vijftiende

Slide 21 - Open vraag

Schrijf de rangtelwoorden voluit op in het Engels: zesentwintigste

Slide 22 - Open vraag

Schrijf de datum voluit op in het Engels: vrijdag vier mei

Slide 23 - Open vraag

Schrijf de datum voluit op in het Engels: woensdag twee juli

Slide 24 - Open vraag

Vul in: have got of has got.
He ...... a nice book.
A
have got
B
has got

Slide 25 - Quizvraag

Vul in: have got of has got.
I ..... a famous friend.
A
have got
B
has got

Slide 26 - Quizvraag

Maak deze zin ontkennend:
She has got a young dog.

Slide 27 - Open vraag

Vertaal de zinnen in het Engels:
Waar is het concert?

Slide 28 - Open vraag

Vertaal de zinnen in het Engels:
Ik heb vier kaartjes.

Slide 29 - Open vraag