Oefentoets Unit 2 Leerjaar 1

Oefentoets Unit 2
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets Unit 2

Slide 1 - Tekstslide

Vul de correcte Nederlandse vertaling van het woord in.
Krissy is warm and she takes of her jacket.

jacket

Slide 2 - Open vraag

Vul de correcte Nederlandse vertaling van het woord in.
You have to come to me after class.

after

Slide 3 - Open vraag

Vul de correcte Nederlandse vertaling van het woord in.
There is a rainbow in the sky.

rainbow

Slide 4 - Open vraag

Vul de correcte Engelse vertaling van het woord in.
The vacation was very goedkoop.

goedkoop

Slide 5 - Open vraag

Vul de correcte Engelse vertaling van het woord in.
'S ochtends I am always tired.

'S ochtends

Slide 6 - Open vraag

Vul de correcte Engelse vertaling van het woord in.
The light is fel.

fel

Slide 7 - Open vraag

Vul de correcte Engelse vertaling van het woord in.
The month is januari.

januari

Slide 8 - Open vraag

Hoe schrijf je het cijfer voluit?
21
A
twenty one
B
twenty-one

Slide 9 - Quizvraag

Hoe schrijf je het cijfer voluit?
19

A
Nineteen
B
Ninteen

Slide 10 - Quizvraag

Hoe schrijf je het cijfer voluit?
8
A
Eigt
B
Eight

Slide 11 - Quizvraag

Hoe schrijf je het rangtelwoord voluit?
8
A
Eightht
B
Eighth

Slide 12 - Quizvraag

Hoe schrijf je het cijfer voluit?
5
A
Fiveth
B
Fifth

Slide 13 - Quizvraag

Hoe schrijf je het cijfer voluit?
21
A
Twenty-first
B
Twenty-oneth

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in.
He (to have got) the new iPhone.

Slide 15 - Open vraag

Maak de zin vragend (?).
He has got the new iPhone.

Slide 16 - Open vraag

Maak de zin ontkennend (-).
He has got the new iPhone.

Slide 17 - Open vraag

Wanneer gebruik je 'a' als lidwoord?
A
Wanneer je een medeklinker klank hoort
B
Wanneer je een medeklinker ziet staan
C
Wanneer je een klinker klank hoort
D
Wanneer je een klinker ziet staan

Slide 18 - Quizvraag

Wanneer gebruik je 'an' als lidwoord?
A
Wanneer je een medeklinker klank hoort
B
Wanneer je een medeklinker ziet staan
C
Wanneer je een klinker klank hoort
D
Wanneer je een klinker ziet staan

Slide 19 - Quizvraag

Schrijf alleen het juiste lidwoord
brother

Slide 20 - Open vraag

Schrijf alleen het juiste lidwoord
hour

Slide 21 - Open vraag

Schrijf alleen het juiste lidwoord
uniform

Slide 22 - Open vraag

Hoe maak je een woord meervoud?
A
-s aan het woord toevoegen
B
-es aan woorden toevoegen aan woorden die eindigen op een s- klank
C
's aan het woord toevoegen
D
'es aan woorden toevoegen aan woorden die eindigen op een s- klank

Slide 23 - Quizvraag

Maak het woord meervoud:
bus

Slide 24 - Open vraag

Maak het woord meervoud:
car

Slide 25 - Open vraag

Hoelaat is het?
A
half past three
B
half three
C
half four
D
half to four

Slide 26 - Quizvraag

Hoelaat is het?
A
five to two
B
eleven o'clock
C
two o'clock
D
ten past eleven

Slide 27 - Quizvraag

Hoelaat is het?
A
five to twelve
B
eleven o'clock
C
twelve o'clock

Slide 28 - Quizvraag