Module gedrag; zintuigen N3 + N4

Module gedrag; 
Zintuigen N3 + N4
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
PaardMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Module gedrag; 
Zintuigen N3 + N4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar gaan we het deze week over hebben?

  • De zintuigen van het paard
  • Zicht 
  • Gehoor 
  • Reukvermogen
  • Smaakzin
  • Tastzin   

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel

Na deze les kunnen jullie uitleggen hoe de zintuigen van een paard werken en welke aanpassingen de overlevingskansen van het paard vergroten.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weten jullie al over zintuigen?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

De zintuigen van het paard
  • Een paard heeft, net als de mens, vijf zintuigen: zicht, gehoor, reuk, smaak en tast. 
  • De zintuigen zijn zo gemaakt dat het de overlevingskansen van het paard vergroot. 
  • De vorm, positie en werking van de zintuigen zijn anders dan die van ons. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Het blikveld
  • Prooidieren vs. Roofdieren
  • Ogen aan de zijkanten van hun hoofd
  • Breed blikveld van ongeveer 350 graden 
  • Dit helpt hen om hun omgeving goed in de gaten te houden voor mogelijk gevaar.
  • Een paard ziet 285 graden met één oog (monoculair) 
  • 65 graden met beide ogen samen (binoculair)
  • Blinde Vlekken:  direct achter hun lichaam en direct voor en onder hun neus

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Focus en diepte
  • Pupil is horizontaal ovaalvormig
  • Scherpstellen : horizontale band in het midden van netvlies 
       --> Hoofd omhoog en omlaag bewegen
  • Diepte zien (3D) : object van twee verschillende hoeken zien
  • Links en rechtsom kan een compleet nieuwe beleving zijn 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

285 graden met 1 oog 
65 graden met beide ogen
Roofdier
Pupil
Monoculair zicht
Binoculair zicht
Ogen aan de voorkant
Horizontaal ovaalvormig

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kleur en lichtverandering
  • Paard heeft meer staafjes, minder kegeltjes dan wij (ogen)
  • Kegeltjes zorgen voor zien in kleur (paard: 2 types) , staafjes : zwart-wit 
  • Geel, wit, zwart en blauw kunnen ze onderscheiden van grijs, maar groen of rood niet
  • Paard is een schemeringsdier; ziet beter dan de mens
  • Tijd nodig voor omschakelen van licht naar donker (10min)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer het paard door een !waterplas! loopt, moet je erop letten dat ....
A
Het paard zijn hoofd moet kunnen bewegen om scherp te zien
B
Het paard blinde vlekken heeft
C
Het paard minder goed diepte kan inschatten dan wij
D
Het paard objecten van achteren eerder ziet dan jij

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Het gehoor
  • Het gehoor van een paard is zeer goed ontwikkeld
  • Zij kunnen hogere tonen horen dan wij, maar ook geluiden die zachter en verder weg zijn.
  • Paarden kunnen, net als een aantal andere dieren, de lage frequenties voelen in de grond (trillingen)
  • Ieder oor kan onafhankelijk van elkaar 180 graden draaien,  dit helpt een geluid goed te lokaliseren. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

De hartslag van het paard het meest omhoog ging als er een lage, strenge stem te horen was. Ze reageerden het minst gestrest als een persoon met een vriendelijke stem sprak.

A
Het paard is aanvallend
B
Het paard is onzeker
C
Het paard is ontspannen
D
Het paard is nieuwsgierig

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Het paard is nieuwsgierig
B
Het paard is onzeker
C
Het paard is aanvallend

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Het paard is nieuwsgierig
B
Het paard is ontspannen
C
Het paard geeft een waarschuwing

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Het paard is ontspannen
B
Het paard is aanvallend
C
Het paard is onzeker
D
Het paard geeft een waarschuwing

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Reuk
  • Reukorgaan = het olfactorische systeem 
  • Zeer goed ontwikkeld !
  • Paarden kunnen bepaalde emoties ruiken. Angst, blijdschap,...
  • Paarden hebben in hun neus het Jacobsonsorgaan, waarmee ze door flemen ongewone geuren en feromonen kunnen waarnemen. 
  • Dit orgaan helpt hen ook bij het herkennen van personen en soortgenoten.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe heet het orgaan die achterin de neus zit, wat o.a. zorgt voor het beter herkennen van geuren?

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Smaakzin
  • Tong om verschillende smaken te identificeren
  • Bitter --> achteraan tong. Gapen met tong naar buiten, niet lekker
  • Zoet --> vooraan tong. Op en neer bewegen van hoofd, lippen aflikken

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar?
Het paard weet zelf !niet! welke voedingsstoffen hij nodig heeft
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar?
Sommige paarden lusten alleen het water van thuis
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar?
Het paard leert vaak door associaties met een bepaalde smaak
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Tastzin
  • Zeer gevoelig: Paarden kunnen zelfs kleine aanrakingen voelen, zoals een vlieg die op hun huid landt.
  • Tastharen: objecten in hun directe omgeving voelen/aftasten (donker)
  • Zonder tastharen --> stoten sneller hun hoofd en daardoor vaker verwondingen aan hun hoofd
  • Into pressure: van nature tegen druk in
  • Als het paard word aangevallen, gebruikt hij zijn gewicht (duwt tegen de druk in)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feedback momentje

Slide 30 - Woordweb

--> Test je kennis over zin