Ik kan benoemen welke zintuigen een mens heeft en wat je ermee waarneem.
Slide 2 - Tekstslide
waarom
Zintuigen verbinden! Ze zorgen dat jij en ik verbonden zijn met de wereld. Dat heb je niet zo door... het gaat automatisch. We hoeven er niet over na te denken. Maar dan moeten ze het wel doen! Maar hoe doen ze dat eigenlijk? En wat als ze ons in de steek laten?
Slide 3 - Tekstslide
Waar kom je het tegen?
Slide 4 - Tekstslide
Woordbegrip
Zintuig
Een manier om de wereld te kunnen waarnemen.
Met onze vijf zintuigen kunnen we zien, horen, ruiken, proeven en voelen
Slide 5 - Tekstslide
Woordbegrip
Waarnemen
zien, horen, ruiken of voelen
Slide 6 - Tekstslide
Hersenen
Ons lichaam wordt aangestuurd door de hersenen. De hersenen regelen wat er in het lichaam moet gebeuren en wat het lichaam moet doen.
Slide 7 - Tekstslide
Hersenen
De hersenen kunnen alleen functioneren (werken) als zijn informatie krijgen. Een groot deel van deze informatie komt van onze zintuigen.
Slide 8 - Tekstslide
Hersenen
Zintuigen zijn organen die prikkels opvangen en omzetten in elektrische signalen die via zenuwen naar de hersenen worden doorgeseind.
Slide 9 - Tekstslide
Zintuigen
De tastzin - voelen
Het reukvermogen - ruiken
Het gehoor - horen
De smaakpapillen - proeven
De ogen - zien
Zij geven de hersenen informatie
Slide 10 - Tekstslide
De tastzin
Hier voel je mee!
De tastzin zit onder de opperhuid. Dit noem je de lederhuid. In de lederhuid zitten de zenuwuiteinden.
Waar huid zit, daar kun je ook voelen. Je kunt bijvoorbeeld koud en warm voelen, maar ook hard of zacht.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
De tastzin
Deze signalen gaan razendsnel om ervoor te zorgen dat je snel reageert. Als je hand bijvoorbeeld de hete verwarming aanraakt, gaat eerst het pijnsignaal naar de hersenen. Je hersenen geven een signaal terug dat zegt 'trek je hand terug'.
Slide 13 - Tekstslide
De tastzin
Wat voel je?
Slide 14 - Tekstslide
Het reukvermogen
We ruiken met onze neus. We kunnen daarmee in totaal meer dan 10.000 geuren ruiken. Uit onderzoek blijkt dat kinderen beter kunnen ruiken dan volwassenen.
Slide 15 - Tekstslide
Het reukvermogen
Het ruiken van de geuren om je heen is belangrijk. Door te ruiken, proef je je eten. Maar je ruikt het ook als je eten bedorven is. En geuren waarschuwen je voor gevaarlijke stoffen. Wat je ruikt, heeft bovendien invloed op hoe je je voelt.
Slide 16 - Tekstslide
Het reukvermogen
Als je inademt, komen de geuren in je neusholte. Daar komen ze tegen je reukslijmvlies aan. In het slijmvlies zitten zintuigcellen, die geprikkeld worden door de geuren. De cellen sturen een signaal naar de hersenen. In de hersenen wordt de geur herkend.
Slide 17 - Tekstslide
De geurtest
Wat ruik je?
Slide 18 - Tekstslide
Het gehoor
Je gehoor heb je om te kunnen horen en dat kan door middel van geluidsgolven, die doorlopen naar onze oren.
Slide 19 - Tekstslide
Het gehoor
Het deel van het oor dat je ziet is de oorschelp. Hiermee vang je het geluid op. De rest van je oor zit binnen in je hoofd. Geluid bestaat uit trillende deeltjes lucht.
Slide 20 - Tekstslide
Het gehoor
De trillingen gaan door de gehoorgang naar het trommelvlies en brengen het in beweging. Dan gaan ook de drie gehoorbeentjes (hamer, aambeeld en stijgbeugel) om de beurt bewegen.
Slide 21 - Tekstslide
Het gehoor
Hierdoor wordt het geluid naar het slakkenhuis gebracht. Fijne haartjes in het slakkenhuis zetten de trillingen om in elektrische signalen. Deze signalen gaan naar de hersenen en neem je waar als een geluid.
Slide 22 - Tekstslide
De ogen
Ogen heb je nodig om te kunnen zien. Informatie wordt opgenomen door onze ogen en alles wat we om ons heen zien, nemen we waar met onze ogen. De hersenen nemen de beelden (de informatie) op.
Slide 23 - Tekstslide
De ogen
Als er licht is, kun je zien. Lichtstralen worden door de dingen om je heen weerkaatst. Deze stralen komen in je ogen terecht. Ze gaan door je pupil heen en komen terecht op het netvlies, achter in je oog.
Slide 24 - Tekstslide
De ogen
De zintuigcellen in het netvlies vormen het licht om tot de dingen die je ziet. Je noemt dat het beeld. De zintuigcellen sturen het beeld via de oogzenuw naar de hersenen.
Slide 25 - Tekstslide
De oogtest
Wat zie je
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
De smaakpapillen
Smaakpapillen hebben we om te kunnen proeven. We kunnen in totaal vijf smaken proeven en dat zijn zoet (zoals snoep), zout (te denken aan chips), bitter (zoals spruitjes), zuur (zoals azijn) en Umami = hartig (te denken aan bijvoorbeeld peper).
Slide 31 - Tekstslide
De tong
In je tong zitten ook tastzintuigen. Je voelt ermee of iets hard of zacht is, glad of korrelig. En je voelt ook of het koud of warm is.
Slide 32 - Tekstslide
Geleerd
Vandaag heb je geleerd dat zintuigen ons helpen bij het waarnemen van onze omgeving. Zintuigen zijn: De tastzin
Het reukvermogen
Het gehoor
De smaakpapillen
De ogen
Slide 33 - Tekstslide
We gaan de vragen op het werkblad maken.
Slide 34 - Tekstslide
De volgende les bespreken we
Wat als we niet gebruik kunnen maken van al onze zintuigen?