Het menselijk lichaam: zintuigen (1)

Zintuigen (1)
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Zintuigen (1)

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel

Ik kan benoemen welke zintuigen een mens heeft en wat je ermee waarneem.  

Slide 2 - Tekstslide

waarom
Zintuigen verbinden! Ze zorgen dat jij en ik verbonden zijn met de wereld. Dat heb je niet zo door... het gaat automatisch. We hoeven er niet over na te denken. Maar dan moeten ze het wel doen! Maar hoe doen ze dat eigenlijk? En wat als ze ons in de steek laten? 

Slide 3 - Tekstslide

Waar kom je het tegen?

Slide 4 - Tekstslide

Woordbegrip
Zintuig

Een manier om de wereld te kunnen waarnemen. 

Met onze vijf zintuigen kunnen we zien, horen, ruiken, proeven en voelen

Slide 5 - Tekstslide

Woordbegrip
Waarnemen

zien, horen, ruiken of voelen

Slide 6 - Tekstslide

Hersenen

Ons lichaam wordt aangestuurd door de hersenen. De hersenen regelen wat er in het lichaam moet gebeuren en wat het lichaam moet doen. 

Slide 7 - Tekstslide

Hersenen

De hersenen kunnen alleen functioneren (werken) als zijn informatie krijgen. Een groot deel van deze informatie komt van onze zintuigen. 

Slide 8 - Tekstslide

Hersenen

Zintuigen zijn organen die prikkels opvangen en omzetten in elektrische signalen die via zenuwen naar de hersenen worden doorgeseind. 

Slide 9 - Tekstslide

Zintuigen

De tastzin - voelen
Het reukvermogen - ruiken
Het gehoor - horen
De smaakpapillen - proeven
De ogen - zien

Zij geven de hersenen informatie

Slide 10 - Tekstslide

De tastzin
Hier voel je mee! 
De tastzin zit onder de opperhuid. Dit noem je de lederhuid. In de lederhuid zitten de zenuwuiteinden.  

Waar huid zit, daar kun je ook voelen. Je kunt bijvoorbeeld koud en warm voelen, maar ook hard of zacht.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

De tastzin
Deze signalen gaan razendsnel om ervoor te zorgen dat je snel reageert. Als je hand bijvoorbeeld de hete verwarming aanraakt, gaat eerst het pijnsignaal naar de hersenen. Je hersenen geven een signaal terug dat zegt 'trek je hand terug'.

Slide 13 - Tekstslide

De tastzin
Wat voel je?

Slide 14 - Tekstslide

Het reukvermogen
We ruiken met onze neus. We kunnen daarmee in totaal meer dan 10.000 geuren ruiken. Uit onderzoek blijkt dat kinderen beter kunnen ruiken dan volwassenen.

Slide 15 - Tekstslide

Het reukvermogen
Het ruiken van de geuren om je heen is belangrijk. Door te ruiken, proef je je eten. Maar je ruikt het ook als je eten bedorven is. En geuren waarschuwen je voor gevaarlijke stoffen. Wat je ruikt, heeft bovendien invloed op hoe je je voelt. 

Slide 16 - Tekstslide

Het reukvermogen
Als je inademt, komen de geuren in je neusholte. Daar komen ze tegen je reukslijmvlies aan. In het slijmvlies zitten zintuigcellen, die geprikkeld worden door de geuren. De cellen sturen een signaal naar de hersenen. In de hersenen wordt de geur herkend.

Slide 17 - Tekstslide

De geurtest
Wat ruik je?

Slide 18 - Tekstslide

Het gehoor

Je gehoor heb je om te kunnen horen en dat kan door middel van geluidsgolven, die doorlopen naar onze oren. 


Slide 19 - Tekstslide

Het gehoor

Het deel van het oor dat je ziet is de oorschelp. Hiermee vang je het geluid op. De rest van je oor zit binnen in je hoofd. Geluid bestaat uit trillende deeltjes lucht.

Slide 20 - Tekstslide

Het gehoor
 De trillingen gaan door de gehoorgang naar het trommelvlies en brengen het in beweging. Dan gaan ook de drie gehoorbeentjes (hamer, aambeeld en stijgbeugel) om de beurt bewegen. 

Slide 21 - Tekstslide

Het gehoor
Hierdoor wordt het geluid naar het slakkenhuis gebracht. Fijne haartjes in het slakkenhuis zetten de trillingen om in elektrische signalen. Deze signalen gaan naar de hersenen en neem je waar als een geluid.

Slide 22 - Tekstslide

De ogen
Ogen heb je nodig om te kunnen zien. Informatie wordt opgenomen door onze ogen en alles wat we om ons heen zien, nemen we waar met onze ogen. De hersenen nemen de beelden (de informatie) op.

Slide 23 - Tekstslide

De ogen

Als er licht is, kun je zien. Lichtstralen worden door de dingen om je heen weerkaatst. Deze stralen komen in je ogen terecht. Ze gaan door je pupil heen en komen terecht op het netvlies, achter in je oog. 

Slide 24 - Tekstslide

De ogen
De zintuigcellen in het netvlies vormen het licht om tot de dingen die je ziet. Je noemt dat het beeld. De zintuigcellen sturen het beeld via de oogzenuw naar de hersenen.

Slide 25 - Tekstslide

De oogtest
Wat zie je

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

De smaakpapillen
Smaakpapillen hebben we om te kunnen proeven. We kunnen in totaal vijf smaken proeven en dat zijn zoet (zoals snoep), zout (te denken aan chips), bitter (zoals spruitjes), zuur (zoals azijn) en Umami = hartig (te denken aan bijvoorbeeld peper).

Slide 31 - Tekstslide

De tong
In je tong zitten ook tastzintuigen. Je voelt ermee of iets hard of zacht is, glad of korrelig. En je voelt ook of het koud of warm is.

Slide 32 - Tekstslide

Geleerd
Vandaag heb je geleerd dat zintuigen ons helpen bij het waarnemen van onze omgeving. Zintuigen zijn: De tastzin
Het reukvermogen
Het gehoor
De smaakpapillen
De ogen
 

Slide 33 - Tekstslide



We gaan de vragen op het werkblad maken.

Slide 34 - Tekstslide

De volgende les bespreken we
Wat als we niet gebruik kunnen maken van al onze zintuigen?

Slide 35 - Tekstslide