Les 34.4

Soorten energie
Chemische energie
Kern energie
Elektrische energie
Stralingsenergie
Bewegings energie
Zwaarte energie
Veer energie of elastische energie
Warmte energie


1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Soorten energie
Chemische energie
Kern energie
Elektrische energie
Stralingsenergie
Bewegings energie
Zwaarte energie
Veer energie of elastische energie
Warmte energie


Slide 1 - Tekstslide

Energie overgangen
Chemische  energie

Slide 2 - Tekstslide

Energie overgangen
Kern energie

Slide 3 - Tekstslide

Energie overgangen
Elektrische energie

Slide 4 - Tekstslide

Energie overgangen
Stralings energie

Slide 5 - Tekstslide

Energie overgangen
Bewegings energie

Slide 6 - Tekstslide

Energie overgangen
Zwaarte energie

Slide 7 - Tekstslide

Energie overgangen
Veer of elastische energie

Slide 8 - Tekstslide

Energie overgangen
Warmte energie 

Slide 9 - Tekstslide

Energie overgangen
Al deze energie vormen hebben iets gemeen

in alle gevallen wordt er energie omgezet

Slide 10 - Tekstslide

Energie overgangen

Slide 11 - Tekstslide

Energie overgangen
Energie kan je meten, dus ook mee rekenen

De eenheid van energie is de Joule
 
Zwaarte-energie = massa * graviteit * hoogte
Ez = m*g*h

Slide 12 - Tekstslide

Bij een verbranding vindt de volgende energieomzetting plaats.
A
warmte energie --> chemische energie
B
elektrische energie --> warmte energie
C
chemische energie --> warmte energie
D
warmte energie --> elektrische energie

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Elektrisch vermogen
Hoeveelheid energie die per seconde wordt omgezet (W of J/s)
Elektrisch vermogen = spanning x stroomsterkte
P = U x I

Een scheerapparaat werkt om 5 Volt (spanning). Hij gebruikt 0.3 Ampere aan stroom.
P = U x I = 5 x 0.3 = 1.5 W

Slide 15 - Tekstslide

Energie verbruik

Slide 16 - Tekstslide

Rekenen met energie
Energie moet worden betaald, meer energie = meer betalen
Voor elektrische energie:

E = P * t  en P = U * I

Dus hoe sterker de stroom door een apparaat hoe hoger het vermogen en hoe meer men moet betalen

Slide 17 - Tekstslide

Rekenen met energie
zwaarte-energie = massa * graviteit * hoogte
Ez = m * g * h

kinetische energie= 1/2 * massa * snelheid 2
Ek = 1/2 * m * v2

Slide 18 - Tekstslide

Rekenen met energie
Energie gaat niet verloren

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video