4M - Present Simple, Past Simple & Present Perfect

to (online) English class 👋🏻
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

to (online) English class 👋🏻

Slide 1 - Tekstslide

t/m WEEK 36

Slide 2 - Tekstslide

WEEK 37

Slide 3 - Tekstslide

GOALS:
Aan het einde van de les weet je wanneer je de present simple, present perfect en de past simple moet gebruiken. 
Je kunt de juiste tijd in een zin zetten.

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer gebruik je de Present Simple?

Slide 5 - Woordweb

Present Simple
Tegenwoordige tijd!
Gebruik je als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.

Vaak staan er in de zin signaalwoorden zoals always, never, often, regularly, sometimes, hardly ever. Hierdoor zou je moeten herkennen dat het de Present Simple betreft.

Slide 6 - Tekstslide

Present Simple
+
-
?
I you we they
WW
he she it
doesn't WW
I you we they
don't WW
he she it
WW + (e)s
Does +
he she it
+ WW
Do +
I you we they
WW

Slide 7 - Tekstslide

Hoe zeg je:
"Ik ga soms naar Lekkerkerk met de fiets."

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Hoe maak je de Present Perfect?

Slide 10 - Woordweb

Present Perfect
1. iets is gebeurd en het is niet belangrijk wanneer
We have finished our work.

2. begonnen in het verleden en het gaat nog steeds door
We haven't seen you in weeks.

Slide 11 - Tekstslide

Present Perfect
+
-
?
have/has
+
volt. deelw.
haven't/hasn't
+
volt. deelw.
have/has
+
volt. deelw.
VOLT. DEELW. :
- Onregelmatige WW lijst 3de rijtje
- WW + ed
have : I you we they
has : he she it

Slide 12 - Tekstslide

Present Perfect
Vaak staan er signaalwoorden in de zin waardoor je weet dat je de present perfect moet gebruiken (maar niet altijd dus!)
For, Yet, Never, Ever, Just, Already, Since (FYNE JAS).

Voorbeelden zonder signaalwoord:
I've lost my keys --> I can't open the door now.
She's finished her homework so now she has time to Netflix.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Wat weet je nog van de Past Simple?

Slide 15 - Woordweb

Past Simple
Als iets in het verleden is gebeurd en het is belangrijk wanneer. Vaak staan er in de zin woorden zoals last night, in 2015, when I was young (maar niet altijd dus!)

We talked on the phone last night.
I left my house an hour ago.
John was here at six, but we were here at seven.

Slide 16 - Tekstslide

Past Simple
+
-
?
WW + ed
óf
Onregelmatige vorm 2e rijtje
didn't
+
WW
did
+
WW
Let op! Bij - en ? dus GEEN ed achter het werkwoord en OOK NIET het 2de rijtje gebruiken.

Slide 17 - Tekstslide

Hoe maak je de Past Simple in een bevestigende zin?

Slide 18 - Woordweb

VERSCHIL
Present Simple: I live in London (gewoonte)

Present Perfect: I have lived in London for one year now. (begonnen in verleden; gaat nog door)

Past Simple: I lived in London when I was 10 years old. (In het verleden gebeurd, maar nu niet meer)


Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Which tense is this?

I have known him all my life.
A
Past Simple
B
Present Perfect

Slide 21 - Quizvraag

Which tense is this?

My cat died last week.
A
Past Simple
B
Present Perfect

Slide 22 - Quizvraag

Which tense is this?
My mother didn't find her watch
this morning.
A
Past Simple
B
Present Perfect

Slide 23 - Quizvraag

Which tense is this?

My friends left the party 3 hours ago.
A
Past Simple
B
Present Perfect

Slide 24 - Quizvraag

Which tense is this?

He has never heard this song before.
A
Past Simple
B
Present Perfect

Slide 25 - Quizvraag

Fill in the correct form.

My friends and I ___ to Oxford last year.
A
went
B
have been

Slide 26 - Quizvraag

Fill in the correct form.

___ Mike ___ in France in 2015?
A
Did ... live?
B
Has ... lived?

Slide 27 - Quizvraag

Fill in the correct form.

I ___ anything yet. I'm hungry!
A
didn't eat
B
haven't eaten

Slide 28 - Quizvraag

Fill in the correct form.

The kitten ___ the vase.
A
already broke
B
has already broken

Slide 29 - Quizvraag

Fill in the correct form.

___ we ___ too much candy yesterday?
A
Did ... bought
B
Have ... bought
C
Did ... buy
D
Has ... buyed

Slide 30 - Quizvraag

Fill in the correct form.

My brother ___ the dishes yet.
A
hasn't did
B
didn't do
C
didn't done
D
hasn't done

Slide 31 - Quizvraag

Fill in the correct form.
Our neighbours ___ to a new city
last week.
A
moved
B
have moved
C
has moved
D
did moved

Slide 32 - Quizvraag

Fill in the correct form.

How long ___ the girl ___ for the test?
A
did ... studied?
B
did ... study?
C
has ... studied?
D
has ... study?

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen de present simple en de present perfect? Leg uit.

Slide 34 - Open vraag

Hoe denk je nu over dit onderwerp?
Snap je het nu (iets) beter?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

WEEK 37

Slide 36 - Tekstslide