Meervoudsvormen herhalen

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Thema 5: het meervoud

Hoe maak je het meervoud?

- Zet '-en' achter het woord. 1 boek, twee boeken

- Korte klank? 1 letter erbij! 1 pen, twee pennen.

- Lange klank? 1 klinker eraf! 1 muur, twee muren. 

- Lange klank met f? f --> v! 1 neef, twee neven. 

- Lange klank met s? s --> z! 1 huis, twee huizen. 

- Twee lettergrepen, eindigt op -e, -en, -el, -er? Zet '-s' erachter! 1 dokter, twee dokters. 

Kies het goede antwoord: welk meervoud is goed?

1 pet, 8 .....

1. peten
2. petten
3. pets
4. peten

1 bloemkool, 8 ....

1. bloemkools
2. bloemkoolen
3. bloemkols
4. bloemkolen

1 hoef, 4 .....

1. hoefens
2. hoefs
3. hoeven
4. hoeffen

1 kaart, 10

1. kaarts
2. karten
3. kaarten
4. kaartten

1 kaas, 4

1. kazen
2. kassen
3. kaasen
4. kaases

1 jongen, 42 ......

1. jongenen
2. jonggen
3. jonggenen
4. jongens

Volgende vragen: maak de zin meervoud. 

Voorbeeld: 8 (vrouw) drinken uit de 8 (beker). 

Antwoord: 8 vrouwen drinken uit de 8 bekers. 

Maak een goede zin:
8 (hond) zitten op 2 (bed)

Maak een goede zin:
10 (man) zoeken de 23 (sleutel)

Maak een zin in meervoud:
50 (jongen) lopen tussen de 12 (boom)

Maak een zin in meervoud:
7 (muis) eten van de 3 (kaas)

Maak een zin met meervoud:
De 2 (schoen) hebben 2 (zool)

Laatste vraag:

Maak 3 korte zinnen met meervoud. 

De zinnen moeten waar zijn!

Bijvoorbeeld:

Ik heb 2 broertjes. Zij zijn studenten. Zij hebben veel boeken.

Maak drie korte zinnen met meervoud