LeesLuisterexamenExamenvragen221AH

Welkom
NEDERLANDS

BEBO221AH

24 november 2021


1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Welkom
NEDERLANDS

BEBO221AH

24 november 2021


Slide 1 - Tekstslide

Na deze les:
- weet je hoe een meerkeuzevraag moet beantwoorden
- weet je hoe je een casusvraag moet beantwoorden
- weet je hoe je een matrixvraag moet beantwoorden

- weet je wat een standpunt is en herken je deze
- weet je wat een argument is en herken je deze
- heb je de belangrijkste begrippen uit het examen herhaald

Slide 2 - Tekstslide

Lees- en luisterexamen 2F
14 december 2021
Duur lees- en luisterexamen: 90 minuten
Aantal vragen: ongeveer 40
Oefenen: oefenexamens op oefenen.facet.onl
Voorbeeld vraag leesexamen (tekstniveau 2F): volgende sheet


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Stappenplan
meerkeuzevragen
1.
2.
3.
4.

Slide 6 - Tekstslide

Stappenplan meerkeuzevragen
  1. Lees de vraag en ga na of je vraag begrijpt.
  2. Zoek in de tekst naar de informatie die je nodig hebt.
  3. Formuleer een antwoord op de vraag in je eigen woorden.
  4. Lees de antwoordopties door en kies de optie die het beste bij jouw antwoord aansluit.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Casusvraag
Meerkeuzevraag die is gebaseerd op een situatie (casus).

1) Lees de situatie en de vraag
2) Lees de tekst verkennend: tussenkopjes en sleutelwoorden
3) Stukje gevonden waar antwoord staat? Intensief lezen
4) Vraag beantwoorden

Slide 9 - Tekstslide

Matrixvragen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Matrixvragen
= meerkeuzevraag waarbij je antwoorden aankruist in een tabel

1. Welke zinnen wel of niet in een samenvatting horen
2. Welke beweringen juist of onjuist zijn / bij welke kolom horen

Matrixvragen over samenvattingen kunnen lastig zijn.
Hoe ga je dan te werk?

Slide 12 - Tekstslide

Matrixvraag: SAMENVATTEN
Kernzin= belangrijkste zin van een alinea-> vat de alinea samen
Vaak eerste of laatste zin in een alinea.

Voorbeelden en opsommingen horen niet bij een samenvatting!

Specifiek voor matrixvraag: bedenk wat het onderwerp is en bekijk dan of de zin daar wat aan toevoegt.

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
Maken: opdr. 7, blz. 100 e.v. óf opdr. 3, blz. 106 e.v.
Zelf nakijken. Wat voor type vragen heb je fout?
Meerkeuzevragen: opdr. 3, blz. 93 e.v. maken óf opdr. 4, blz. 95 maken, zelf nakijken
Matrixvragen: opdr. 5, blz. 96 e.v. maken óf opdr. 5, blz. 109 e.v. maken, zelf nakijken +                      TAALDOSSIER CONTROLEREN
Gedaan? StarttaalCompact-2F-Taalverzorging-Stijlkwesties

Slide 14 - Tekstslide

Mening, standpunt

Leg uit!

  • Met een mening maakt de schrijver duidelijk hoe hij ergens tegenaan kijkt. Een ander woord voor mening is standpunt.



Slide 15 - Tekstslide

Mening, standpunt

Met een mening maakt de schrijver duidelijk hoe hij ergens tegenaan kijkt. Een ander woord voor mening is standpunt.

Hoe weet je wat een mening of standpunt is? Waar herken je dat aan?


  • Soms herken je een standpunt aan onderstaande woorden:

  • Ik vind dat ... 
  • Volgens mij ... 
  • Dus ... 
  • Je zou ... moeten doen 
  • Ik denk ... 
  • Kortom ... 
  • Daarom ...

Slide 16 - Tekstslide

Argumenten
Leg uit!
  • Zonder argumenten heeft jouw mening weinig waarde. Je moet je standpunt kunnen onderbouwen.

  • Hoe meer de argumenten bestand zijn tegen kritiek, hoe sterker ze zijn.

  • Feitelijke uitspraken zijn sterker. Ze zijn waar of onwaar.



Slide 17 - Tekstslide

Argumenten

Zonder argumenten heeft jouw mening weinig waarde. Je moet je standpunt kunnen onderbouwen.

Hoe meer de argumenten bestand zijn tegen kritiek, hoe sterker ze zijn.

Feitelijke uitspraken zijn sterker. Ze zijn waar of onwaar.



Waar herken je argumenten aan?

  • Je kunt argumenten vaak herkennen aan signaalwoorden:
  • omdat
  • doordat
  • want

Slide 18 - Tekstslide

standpunt
argument
We kunnen beter een beveiligingsbedrijf inhuren.
Er zijn inmiddels meer dan genoeg iPads verdwenen.
Ik weet niet of ik voor of tegen een rookverbod ben.
Ik weet er eerlijk gezegd nog te weinig van af.
Bij de vorige James Bondfilm kwam veel geweld voor.
Ik denk niet dat ik meega naar de nieuwe Bondfilm.
Er komt geen hond in huis.
Ik ben allergisch voor honden.
Ik ga nooit meer naar Lowlands.
De laatste keer ben ik een week ziek geweest.
Op de vorige toets haalde ik een onvoldoende.
Deze toets zal wel heel lastig worden.

Slide 19 - Sleepvraag

'Verwijder eerst het stickertje, druk daarna op de startknop.'
Wat zijn de signaalwoorden voor volgorde van tijd?
A
druk, eerst
B
startknop, daarna
C
verwijder, eerst
D
eerst, daarna

Slide 20 - Quizvraag

Welk verband staat in deze zin?
In de winkel haal ik brood en melk.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Middel-doel
D
Voorwaarde

Slide 21 - Quizvraag

Welk signaalwoord geeft een redengevend verband aan?
A
Dat houdt in
B
In vergelijking met
C
Want
D
Het gevolg is dus

Slide 22 - Quizvraag

Welk verband staat in deze zin?
'Zijn vriendin daarentegen is wel heel erg aardig.'
A
Opsomming
B
Oorzaak-gevolg
C
Conclusie
D
Tegenstelling

Slide 23 - Quizvraag

De hoofdgedachte van een tekst is ....
A
Het onderwerp van een tekst
B
De belangrijkste alinea
C
In een zin samengevat waar de tekst over gaat
D
In een woord het thema van de tekst

Slide 24 - Quizvraag

Welke tekstdoelen passen bij een schoolboek?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Instrueren
D
Amuseren

Slide 25 - Quizvraag

Wat is kenmerkend van een tekst met als doel informeren?
A
Hij is erg lang.
B
Er staan vooral feiten in.
C
Er staan vooral meningen in.
D
Er staan veel argumenten in.

Slide 26 - Quizvraag

'Open het tabblad, klik op de link, ga naar 'Opslaan' en sluit de pagina.'
Wat is het doel van deze tekst?

A
Informeren
B
Activeren
C
Amuseren
D
Instrueren

Slide 27 - Quizvraag