Welvaart & Groei (H8)
1 / 27
Lesduur is: 40 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De economische groei wordt gemeten met behulp van het Bruto Binnenlands Product (BBP)
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quizvraag
Als het BBP daalt dan is er sprake van economische groei.
A
juist
B
onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Het BBP is de omvang van de totale productie van alle consumenten in een land.
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Welvaart in Ruime zin is een onderdeel van Welvaart in Enge zin.
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
De arbeidsproductiviteit wordt gemeten door de totale productie te delen door het aantal full time arbeiders.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Als het totale BBP harder stijgt dan het aantal inwoners, dan stijgt de arbeidsproductiviteit.
A
juist
B
onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Als het BBP per werknemer harder stijgt dan dan het BBP dan daalt de arbeidsproductiviteit.
A
juist
B
onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Als het totale BBP stijgt maar het BBP per inwoner daalt, dan is de bevolking harder gegroeid dan de productie.
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Tekstslide
Een aannemersbedrijf hoort tot de primaire sector.
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Een bank hoort tot de tertiaire sector.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Conjuncturele schommelingen worden veroorzaakt door
A
arbeidsproductiviteit
B
structurele ontwikkelingen
C
bestedingen
D
werkloosheid
Slide 13 - Quizvraag
Bij een hoogconjunctuur is er sprake van hoge werkloosheid.
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Een verlaging van de rente maakt lenen goedkoper, mensen zullen meer besteden dus daardoor groeit de economie.
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quizvraag
Bij een hoogconjunctuur zijn de bestedingen hoog. Hierdoor is er een kans op prijsstijgingen (inflatie).
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Een conjunctuurgolf duurt gemiddeld tussen de 7 en 15 jaar.
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Structurele groei wordt veroorzaakt doordat de kwaliteit en/of de hoeveelheid van de productiefactoren stijgt.
A
juist
B
onjuist
Slide 18 - Quizvraag
Bij een progressief belastingstelsel betalen hoge inkomens meer belasting. Hierdoor ontstaat nivellering.
A
juist
B
onjuist
Slide 19 - Quizvraag
Het verschil tussen de primaire en secundaire inkomens zijn de heffingen en subsidies.
A
juist
B
onjuist
Slide 20 - Quizvraag
Als iedereen in Nederland vanaf morgen hetzelfde belastingtarief zou betalen, dan zou er denivellering ontstaan.
A
juist
B
onjuist
Slide 21 - Quizvraag
Als de Lorenzcurve verder van de diagonaal komt te liggen, is er sprake van nivellering.
A
juist
B
onjuist
Slide 22 - Quizvraag
De primaire inkomensverdeling geeft de inkomensverdeling weer voordat de overheid heeft ingegrepen.
A
juist
B
onjuist
Slide 23 - Quizvraag
Als over de eerste 10.000 euro niemand belasting hoeft te betalen, dan leidt dit tot nivellering.
A
juist
B
onjuist
Slide 24 - Quizvraag
Als het hoogste belastingtarief daalt van 52% naar 50% dan zal dit tot nivellering leiden.
A
juist
B
onjuist
Slide 25 - Quizvraag
Hoe hoger het belastingtarief in de hoogste schijf, hoe verder de Lorenzcurve van de diagonaal ligt.
A
juist
B
onjuist
Slide 26 - Quizvraag
Als iedereen van de overheid een bonus van 100 euro krijgt dan zal de Lorenzcurve dichterbij de diagonaal komen te liggen.
A
juist
B
onjuist
