Vragers & Aanbieders - Toetsvoorbereiding

Toetsvoorbereiding 
vragers en aanbieders
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo lwoo, havoLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Toetsvoorbereiding 
vragers en aanbieders

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 1
Omzet = hoeveelheid X prijs
Kosten -
Winst

Marginale opbrengsten = extra opbrengst als je één product extra maakt
Marginale kosten = extra kosten als je één product extra maakt
Constante kosten en variabele kosten

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn variabele kosten?
A
Nemen toe als de productie toeneemt.
B
Die zijn niet afhankelijk van de afzet.
C
Kunnen veranderen als het bedrijf investeert
D
Die komen uit het buitenland.

Slide 3 - Quizvraag

Zie bladzijde 19
Hoe groot zijn de constante kosten?

Slide 4 - Open vraag

Antwoord
Bij 1 stuk
Variabele kosten =  € 120 
Constante kosten = € 520 - € 120 = € 400

Slide 5 - Tekstslide

Bij welke productie is de winst maximaal en hoe groot is de totale winst dan?

Slide 6 - Open vraag

Antwoord
Bij 8 stuks
Omzet = 8 X € 180 = € 1.440
Kosten 8 X € 160 =    € 1.280 -
Winst                              €    160

Slide 7 - Tekstslide

Wat is de premie?
A
Het bedrag dat je elke periode betaalt voor de verzekering.
B
De voorwaarden voor de verzekering
C
Degene die de verzekering betaalt.
D
Degene die jou verzekert.

Slide 8 - Quizvraag

Begrippen
Averechtse selectie = alleen de slechte risico's verzekeren zich
Risico aversie = hekel hebben aan risico's
Asymmetrische informatie = de ene partij beschikt over meer informatie dan de andere partij

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het gevolg van averechtse selectie voor de premie?

Slide 10 - Open vraag

Antwoord
Doordat alleen slechte risico's zich verzekeren zijn de gemiddelde kosten per verzekerde hoog en is de premie niet hoog genoeg om dit te dekken
De premie zal moeten stijgen

Slide 11 - Tekstslide

Mike zegt: 'Op reis nemen we niet veel waarde mee. En ik vertrouw de hotels.' Is hier sprake van risico-aversie?
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

Hoe noemen we dat deel van de schade die de verzekerde zelf moet betalen?
A
Polisvoorwaarden
B
Risico-aversie
C
Premiedifferentiatie
D
Eigen risico

Slide 13 - Quizvraag

Hoe kun je averechtse selectie bestrijden?

Slide 14 - Open vraag

Antwoord
Premiedifferentiatie--> lage risico's betalen een lagere premie dan hoge risico's. Zo zullen de lage risico's zich ook verzekeren
Of een verplichting --> iedereen moet zich verzekeren
Solidariteit! Iedereen betaalt mee

Slide 15 - Tekstslide

Wat is moreel wangedrag?

Slide 16 - Open vraag

Moreel wangedrag
Roekeloos gedrag omdat de verzekeringsmaatschappij toch wel betaalt

Slide 17 - Tekstslide

Oplossingen
Eigen risico--> deel van de schade zelf betalen. Nu wordt je voorzichtig want anders moet je iets betalen
Bonus-malusregeling --> bij schade declareren gaat de premie omhoog bij niets declareren gaat de premie naar beneden

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een substitutiegoed van Cola
A
een frisdrankglas
B
een rietje
C
7up
D
bacardi

Slide 23 - Quizvraag

Voorbeelden van substitutiegoederen zijn ...
A
een bromfiets en de brandstof voor die bromfiets
B
vakantiereis naar Bonaire en een vakantiereis naar Torremolinos
C
een koophuis en een hypotheek
D
een pakje kauwgom en een zakje drop

Slide 24 - Quizvraag

Wat gebeurt er dus met de vraag naar koffie, als de prijs van thee (het substitutiegoed) stijgt?
A
De vraag daalt
B
De vraag stijgt

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Wat is het consumentensurplus bij p = € 0,40?
A
0,10
B
0,50
C
1
D
4,50

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Maken opgave 4.38
Vul antwoorden in op A t/m D

Slide 34 - Open vraag

Antwoord

Slide 35 - Tekstslide

Externe effecten
Extern effect: Een gevolg van vraag of aanbod waar geen prijs voor wordt betaald. 

Negatieve externe effecten: Extern effect waarbij de welvaart daalt.

Positieve externe effecten: Extern effect waarbij de welvaart groeit. 

Slide 36 - Tekstslide

Positieve externe effecten
Negatiever externe effecten

Slide 37 - Tekstslide

Externe effecten
Extern effect
effect als gevolg van 
productie en consumptie --> 
Niet bij de prijs inbegrepen.

Negatieve externe effecten &  
positieve externe effecten

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide