Blok 2, les 3. Oefening 2. Woordenschat
1 / 30
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Het instituut
A
Een klein gedeelte
B
De instelling
Slide 3 - Quizvraag
Accuraat
A
Nauwkeurig
B
Nu
Slide 4 - Quizvraag
De preventie
A
De voorzorgsmaatregel, het voorkómen van iets
B
Je voorbereiden op iets
Slide 5 - Quizvraag
Het beginsel
A
Het begin
B
Het uitgangspunt, het principe
Slide 6 - Quizvraag
Globaal
A
Algemeen
B
Wereldwijd
Slide 7 - Quizvraag
Continu
A
Zonder onderbreking
B
Nu
Slide 8 - Quizvraag
Miniem
A
Heel klein
B
Niks
Slide 9 - Quizvraag
Gecompliceerd
A
Makkelijk
B
Ingewikkeld
Slide 10 - Quizvraag
Inferieur
A
Van mindere kwaliteit
B
Meubels
Slide 11 - Quizvraag
De aspiratie
A
De inspiratie
B
Het verlangen of streven naar iets
Slide 12 - Quizvraag
Imponeren
A
Indruk maken op iemand
B
Verkrijgen
Slide 13 - Quizvraag
De uitlating
A
De opmerking
B
De gas
Slide 14 - Quizvraag
Het mankement
A
Iets goed kunnen
B
Het gebrek, het defect
Slide 15 - Quizvraag
Het privilege
A
Het voorrecht, de gunst
B
De rechten
Slide 16 - Quizvraag
Bankroet
A
Geen geld hebben om de schulden te kunnen betalen
B
Iets is kapot
Slide 17 - Quizvraag
Slide 18 - Tekstslide
De opinie
A
Een plek
B
De mening, de opvatting
Slide 19 - Quizvraag
De hiaat
A
Een fout
B
Een ontbrekend deel
Slide 20 - Quizvraag
Assertief
A
Mondig, voor jezelf kunnen opkomen
B
Gemeen
Slide 21 - Quizvraag
Egocentrisch
A
Vervelend
B
Als je jezelf altijd als het middelpunt van alles ziet
Slide 22 - Quizvraag
Malafide
A
Onbetrouwbaar, met slechte bedoelingen
B
Gek
Slide 23 - Quizvraag
Duperen
A
Voordelen
B
Benadelen
Slide 24 - Quizvraag
Denigrerend
A
Kleinerend, minachtend
B
Besturen
Slide 25 - Quizvraag
Beogen
A
Proberen te bereiken, als doel hebben
B
Doen
Slide 26 - Quizvraag
De revisie
A
Controleren
B
Nakijken en als het nodig is repareren of aanpassen
Slide 27 - Quizvraag
Cognitief
A
Wat de kennis betreft
B
Vaardigheden
Slide 28 - Quizvraag
Generen
A
Trots zijn op
B
Schamen
Slide 29 - Quizvraag
Het eufemisme
A
De verzachtende omschrijving van iets onaangenaams
B
Iets vergroten
