6.4 Verhoudingen 1E (20-1-2021)

H6 Verhoudingen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H6 Verhoudingen

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling
* Spullen mee?

* Thuisoefeningen gemaakt?

Slide 2 - Tekstslide

Lesprogramma
* Voorbeeld opgave
* Thuisoefeningen nakijken
* Thuisoefening voor volgende les

Slide 3 - Tekstslide

Oefenen!
Hoofdstuk 6

We maken samen opgave 31 op blz. 198.

Slide 4 - Tekstslide

Opgave 31
a. van de 300 leerlingen heeft 10% contactlenzen. Dat is 1/10 deel (10/100 deel).

b. 10% van 300 is 300 : 10 = 30.
Dus 30 leerlingen.

Slide 5 - Tekstslide

Thuisoefening
Hoofdstuk 6

Maak opgaven 28, 29, 30, U5 en U6 (of O27 en O30) op blz. 196 en en 197.

Slide 6 - Tekstslide

Opgave 28
a. 15 : 150 = 0,10. 0,1 x 100 = 10.
Dus 15 is 10% van 150.

b. 15 : 30 = 0,5. 0,5 x 100= 50.
Dus 15 is 50% van 30.

c. 15 : 60 = 0,25. 0,25 x 100= 25.
Dus 15 is 25% van 60.
Opgave 28
d. 10 : 50 = 0,2. 0,2 x 100= 20.
Dus 10 is 20% van 50.

e. 48 : 96 = 0,5. 0,5 x 100= 50.
Dus 48 is 50% van 96.

f. 9 : 36 = 0,25. 0,25 x 100= 25.
Dus 9 is 25% van 36.

Slide 7 - Tekstslide

Opgave 29
a. 20% is hetzelfde als een vijfde deel (1/5) korting.

b. Vera krijgt € 40,- : 5 = € 8 korting.

c. Vera betaalt 40 - 8 = € 32,- voor de trui.
Opgave 30
Jas: 130 : 5 =  € 26,- korting.
130 - 26 = € 104,-.

Trui: 68 : 4 =  € 17,- korting.
68 - 17 = € 51,- .

Riem: 18 : 2 = € 9,- korting.
18 - 9 =  € 9,-.

Slide 8 - Tekstslide

Opgave 30
In totaal betaalt Jill voor de jas, trui en riem dus 104 + 51 + 9 =  € 164,- . 

(Ze heeft 26 + 17 + 9 =  € 54,- korting gekregen)
Opgave U5
a. Als 10% boven water is, dan is 100% - 10% = 90 % onder water. 
b. 



b. 90% is 9 x 850 = 7650 kubieke meter.

Slide 9 - Tekstslide

Opgave U6
a. 25% van 750 is 750 : 4 = 187,5.
dus 75% is 187,5 x 3 =  € 562,50.

b. 10% van 540 is 540 : 10 = 54.
 dus 80% van 540 is 8 x 54 = 432 bomen.
Opgave U6
c. 10% van 330 is 330 : 10 = 33.
Dus 30% van 330 is 3 x 33 = 99 fietsen.

d. 5% van 180 is 180 : 20 = 9.
Dus 45% van 180 is 9 x 9 = 81 cakejes.


Slide 10 - Tekstslide

Opgave U6
e. 5% van 750 is 750 : 20 = 37,5.
Dus 55% van 750 is 37,5 x 11 = € 412,50. 
Opgave O27
a. 50% van 400 is 400 : 2 = € 200,-.


b. 25% van 8800 is 880 : 4 = 220 liter.

c. 20% van 240  is 240 : 5 =  48 fietsen. 

Slide 11 - Tekstslide

Opgave O27
d. 10% van 450 is 450 : 10 = 45 km.

e. 25% van 88 is 88 : 4 = € 22 blikjes.


f. 20% van 360 is 360 : 5 = 72 bekers.
Opgave O30 

Slide 12 - Tekstslide

Oefenen!
Hoofdstuk 6

Maak opgaven 32, 33 en 35 op blz. 198 en en 199.

Extra oefening: zie magister.

Slide 13 - Tekstslide

Thuisoefening
Hoofdstuk 6

Maak opgaven 32, 33 en 35 op blz. 198 en en 199.


Extra oefening: zie magister.


Slide 14 - Tekstslide