NN1 H1 Hoofdletters en leestekens oefenen 2
1 / 27
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Typ de zin over en zet hoofdletters en leestekens op de juiste plek:
kees vraagt of piet komt voetballen
kees vraagt of piet komt voetballen
Slide 3 - Open vraag
Typ de zin over en zet hoofdletters en leestekens op de juiste plek:
mama heeft de salade al gemaakt
mama heeft de salade al gemaakt
Slide 4 - Open vraag
Typ de zin over en zet hoofdletters en leestekens op de juiste plek:
staat de klok al lang stil
staat de klok al lang stil
Slide 5 - Open vraag
Typ de zin over en zet hoofdletters en leestekens op de juiste plek:
sander riep blij: "hoera we hebben gewonnen''
sander riep blij: "hoera we hebben gewonnen''
Slide 6 - Open vraag
Typ de zin over en zet hoofdletters en leestekens op de juiste plek:
ik vind jou erg aardig je helpt me altijd
ik vind jou erg aardig je helpt me altijd
Slide 7 - Open vraag
Typ de zin over en zet hoofdletters en leestekens op de juiste plek:
piet vraagt "gaan we morgen zwemmen"
piet vraagt "gaan we morgen zwemmen"
Slide 8 - Open vraag
Typ de zin over en zet hoofdletters en leestekens op de juiste plek:
mijn oma sjaan bakt de lekkerste pannenkoeken
mijn oma sjaan bakt de lekkerste pannenkoeken
Slide 9 - Open vraag
Typ de zin over en zet hoofdletters en leestekens op de juiste plek:
jill en sylvie gaan shoppen ze houden van kleding
jill en sylvie gaan shoppen ze houden van kleding
Slide 10 - Open vraag
Typ de zin over en zet hoofdletters en leestekens op de juiste plek:
het regent al de hele dag ik ben er nu wel klaar mee
het regent al de hele dag ik ben er nu wel klaar mee
Slide 11 - Open vraag
Typ de zin over en zet hoofdletters en leestekens op de juiste plek:
"loop niet zo hard", schreeuwde juf carla
"loop niet zo hard", schreeuwde juf carla
Slide 12 - Open vraag
Typ de zin over en zet hoofdletters en leestekens op de juiste plek:
ik maak voor jou een apart lijstje is dat goed
ik maak voor jou een apart lijstje is dat goed
Slide 13 - Open vraag
TT (binden) Klaas __________________ het touw vast.
Slide 14 - Open vraag
TT (binden) __________________ jij het touw vast?
Slide 15 - Open vraag
TT (binden) Jij __________________ het touw vast?
Slide 16 - Open vraag
TT (binden) Jullie __________________ het touw vast?
Slide 17 - Open vraag
VT (planten) Jullie __________________ de bloembol.
Slide 18 - Open vraag
VT (planten) Joop __________________ de bloembol.
Slide 19 - Open vraag
VT (blazen) Karel __________________ de ballon op.
Slide 20 - Open vraag
VT (blazen) Wij __________________ de ballon op.
Slide 21 - Open vraag
VD (lezen) Wij hebben een boek ________________.
Slide 22 - Open vraag
VD (vissen) Jaap heeft ________________.
Slide 23 - Open vraag
VD (voelen) Ik heb de pijn niet _______________.
Slide 24 - Open vraag
BGVD (lezen) Het _______________ boek was staat weer in de kast.
Slide 25 - Open vraag
BGVD (voelen) De __________________ pijn was erg heftig.
Slide 26 - Open vraag
BGVD (bemesten) De __________________ aarde is erg vruchtbaar.
