(WEEK16) ALL Grammar

Hi 1B!
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hi 1B!

Slide 1 - Tekstslide

THIS CLASS:
HERHALING GRAMMATICA HS 4
(ALLEEN DE STOF, GEEN OEFENINGEN)

Slide 2 - Tekstslide

4.1
Present Simple

Slide 3 - Tekstslide

Present Simple
De Present Simple is een werkwoordstijd. 

Je gebruikt dit wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt, bij een feit of bij een mening.

Slide 4 - Tekstslide

Present Simple
I / You / We / They           WW


He / She / It                       WW + (e)s
I like you.
She likes you.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Present Simple
+
-
?
I read a lot.
She reads a lot.
I don't read a lot.
She doesn't read a lot.
Do you read a lot?
Does she read a lot?

Slide 7 - Tekstslide

4.2
Plek van de bijwoorden

Slide 8 - Tekstslide

Bijwoorden
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Bijwoorden zijn woorden als:
probably / really / just / always / never / usually / still

Slide 9 - Tekstslide

Bijwoorden
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
In een Engelse zin plaats je een bijwoord:
- een vorm van to be, zoals am, is of are
Bijvoorbeeld: You are never late.

- vóór elk ander werkwoord
Bijvoorbeeld: I really like Christmas.  

Slide 10 - Tekstslide

4.3 & 4.4
Can & Could

Slide 11 - Tekstslide


                      kan, kunnen
                      kan niet, kunnen niet

                      zou kunnen

Can & Could
Can
Can't
Could
I can speak English.
I can't speak English.
Could you help me, please?
              Veel beleefder!

Slide 12 - Tekstslide

4.5
Some & Any

Slide 13 - Tekstslide

Some & Any
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Some & Any betekenen beide
wat / enkele / een paar / sommige / een beetje
Geen specifiek aantal, maar gewoon een paar..

Slide 14 - Tekstslide

Some & Any
I want some apples.
I don't want any apples.
Do you want any apples?
Some gebruik je in een bevestigende / positieve zin.

Any gebruik je in een ontkennende / negatieve zin en in een vraagzin.

Slide 15 - Tekstslide

4.6
Short Answers

Slide 16 - Tekstslide

Short Answers
"korte antwoorden"
Short answers hebben iets weg van question tags.
- Ze beginnen altijd met Yes of No;
- Ze bestaan bestaan alleen uit het onderwerp en het werkvoor uit de vraag.

Slide 17 - Tekstslide

Short Answers
"korte antwoorden"
Are they on their way?
Yes, they are.
No, they are not (aren't).

Slide 18 - Tekstslide

4.7
To Be Going To

Slide 19 - Tekstslide

TO BE GOING TO
Je gebruikt een vorm van to be going to wanneer..

1. je iets van plan bent in de toekomst;
      I am going to watch a movie tonight.
2. je zeker weet dat iets zal gaan gebeuren.
      Look at those clouds! It is going to rain.


Dit onderwerp is herhaling.

Slide 20 - Tekstslide

TO BE GOING TO
Dit onderwerp is herhaling.
TO BE + going to + werkwoord
wanneer er als werkwoord "to walk" staat, gebruik dan alleen "walk" zonder "to".
dit neem je gewoon letterlijk zo over.
am, is of are

Slide 21 - Tekstslide

TO BE GOING TO
Dit onderwerp is herhaling.
She         is               going to                  eat               rice.
She         is    not    going to                  eat               rice.
Is           she             going to                  eat               rice?

Slide 22 - Tekstslide

NEXT CLASS:
Practise Test Unit 4
(Grammar and Vocabulary)
Don't forget on planner WEEK 16!

Slide 23 - Tekstslide