Hoofdletters en leestekens 1f1b

Hoofletters en leestekens
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofletters en leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Hoe schrijf je:
mevrouw peeters
A
mevrouw peeters
B
mevrouw Peeters

Slide 3 - Quizvraag

Hoe schrijf je:
engelse drop
A
Engelse drop
B
engelse drop
C
D

Slide 4 - Quizvraag

Hoe schrijf je:
januari
A
Januari
B
januari

Slide 5 - Quizvraag

Hoe schrijf je:
loes van loo
A
Loes van Loo
B
Loes van loo .
C
Loes Van Loo
D
loes van Loo

Slide 6 - Quizvraag

Hoe schrijf je:
utrecht
A
utrecht
B
Utrecht
C
'

Slide 7 - Quizvraag

Hoe schrijf je:
ik ga met kerstmis naar groot- brittannië

A
Ik ga met Kerstmis naar Groot- Brittannië.
B
Ik ga met Kerstmis naar groot- Brittannië.
C
Ik ga met kerstmis naar Groot- Brittannië.
D
Ik ga met Kerstmis naar Groot- brittannië.

Slide 8 - Quizvraag

Hoe schrijf je:
op dinsdag gaan we naar de maas

A
Op dinsdag gaan we naar De Maas.
B
Op Dinsdag gaan we naar De Maas.
C
Op dinsdag gaan we naar de Maas.
D
Op dinsdag gaan we naar De maas.

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les weet je wanneer je hoofdletters moet gebruiken en welk leesteken je moet gebruiken aan het einde van een zin!

Slide 11 - Tekstslide

Regel 1: begin van een zin
Aan het begin van een zin:
  • Je begint een zin altijd met een hoofdletter.
Als de zin met een afgekort woord begint, verschuift de hoofdletter naar het tweede woord:
  • 's Ochtends sta ik vroeg op.
  • 't Was vanochtend wel erg koud.

Slide 12 - Tekstslide

Regel 2: namen van personen
Je schrijft een hoofdletter bij voor- en achternamen, doopnamen en voorletters:
  • Elisabeth Sarah Jansen
Aanspreektitels (mevr.) en tussenvoegsels (van der) krijgen geen hoofdletter.
  • fam. Berkmans
  • Bert van den Brink

Slide 13 - Tekstslide

Regel 2: namen van personen
Wanneer er voor het tussenvoegsel geen voornaam of voorletter wordt genoemd, krijgt het tussenvoegsel wel een hoofdletter.
  • meneer De Vries
Bij een tweede achternaam krijgt het tussenvoegsel geen hoofdletter.
  • mevrouw Van de Ven - de Vries 

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeelden:
- Lisa van Dijk

- mevrouw Van Dijk

- mevrouw Van Dijk - de Vries

Slide 15 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
Wanneer gaat meneer Jansen slapen?
B
Wanneer gaat Meneer Jansen slapen?
C
Wanneer gaat meneer jansen slapen?

Slide 16 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Beste meneer Van Buiten
B
Beste Meneer van Buiten
C
Beste meneer van Buiten
D
Beste meneer van buiten

Slide 17 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Lisa De Vries - De Groot
B
Lisa de Vries - de Groot
C
Lisa De Vries - de Groot

Slide 18 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Elise van dijk
B
elise van dijk
C
Elise Van Dijk
D
Elise van Dijk

Slide 19 - Quizvraag

Regel 3: organisaties, merken, producten
Organisaties, merken en producten krijgen een hoofdletter.
  • Apple, Nike, Coca Cola
  • Verenigde Naties
Soms gebruiken bedrijven de hoofdletters afwijkend, je neemt dit dan over.
  • iPhone

Slide 20 - Tekstslide

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij aardrijkskundige namen van landen, steden, rivieren enzovoort gebruik je een hoofdletter.
  • Eindhoven
  • Amerikaanse president
Ook bij volken, talen of dialecten gebruik je een hoofdletter.
  • Fransman
  • Limburgs dialect

Slide 21 - Tekstslide

Regel 4: aardrijkskundige namen, volken, talen, windstreken
Bij een windstreek gebruik je geen hoofdletter.
  • Er komt vandaag een noordelijke wind.
Als de windstreek onderdeel is van een naam, gebruik je wel een hoofdletter.
  • Noordelijke IJszee

Slide 22 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
Wil jij een pepsi max?
B
Wil jij een Pepsi Max?
C
Wil jij een Pepsi max?

Slide 23 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Noord-Amerika
B
noord-amerika

Slide 24 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Met ananas erop is het geen Italiaanse pizza!
B
Met ananas erop is het geen italiaanse pizza!

Slide 25 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
noord-brabant
B
Noord-brabant
C
Noord-Brabant
D
noord-Brabant

Slide 26 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
tamboersdijk
B
Tamboersdijk

Slide 27 - Quizvraag

Regel 5: Dingen uit de geschiedenis en bijzondere dagen op de kalender
Historische gebeurtenissen en feestdagen schrijf je met een hoofdletter.
  • Koude Oorlog
  • Vaderdag, Sinterklaas, Suikerfeest
Maar bij samenstellingen met feestdagen schrijf je geen hoofdletter:
  • vaderdagontbijt

Slide 28 - Tekstslide

Regel 5: Dingen uit de geschiedenis en bijzondere dagen op de kalender
Seizoenen, maanden en gewone dagen krijgen geen hoofdletter.
  • zaterdag
  • januari
Ook een  periode in de geschiedenis krijgt geen hoofdletter.
  • renaissance
  • prehistorie

Slide 29 - Tekstslide

Regel 6: religieuze en culturele begrippen
Religieuze en culturele stromingen en woorden die daarvan zijn afgeleid krijgen geen hoofdletter.
  • jodendom
  • jood
Maar heilige begrippen die bij de stroming horen wel.
  • God
  • Bijbel

Slide 30 - Tekstslide

Wat is goed geschreven?
A
Wij zaten tijdens het kerstontbijt in pyjama.
B
Wij zaten tijdens het Kerstontbijt in pyjama.
C
wij zaten tijdens het kerstontbijt in pyjama.
D
wij zaten tijdens het Kerstontbijt in pyjama.

Slide 31 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
In de winter is het koud.
B
In de Winter is het koud.

Slide 32 - Quizvraag

Leestekens
Elke zin eindigt met een leesteken.
Kies straks het goede leesteken.
Je kunt kiezen uit: 
. ? !

Slide 33 - Tekstslide

Welk leesteken komt achter deze zin:
We gaan op kamp naar Epe
A
.
B
!
C
?

Slide 34 - Quizvraag

Welk leesteken komt achter deze zin:
Wanneer gaan we op kamp
A
.
B
!
C
?

Slide 35 - Quizvraag

Welk leesteken komt achter deze zin:
Ik heb zin in kamp
A
.
B
!
C
?

Slide 36 - Quizvraag

Welk leesteken komt achter deze zin:
Waar moeten we straks slapen
A
.
B
!
C
?

Slide 37 - Quizvraag

Welk leesteken komt achter deze zin:
We slapen in grote slaapzalen
A
.
B
!
C
?

Slide 38 - Quizvraag

Welk leesteken komt achter deze zin:
Ik wil in het bovenste bed slapen
A
.
B
!
C
?

Slide 39 - Quizvraag

Welk leesteken komt achter deze zin:
Lasergamen is gaaf

A
.
B
!
C
?

Slide 40 - Quizvraag

Welk leesteken komt achter deze zin:
Gaan we in het donker lasergamen

A
.
B
!
C
?

Slide 41 - Quizvraag

Welk leesteken komt achter deze zin:
Als ontbijt hebben we brood met beleg

A
.
B
!
C
?

Slide 42 - Quizvraag

Welk leesteken komt achter deze zin:
Wat is leuker: midgetgolf of mountainbiken

A
.
B
!
C
?

Slide 43 - Quizvraag

Welk leesteken komt achter deze zin:
Als het maar droog is

A
.
B
!
C
?

Slide 44 - Quizvraag

Welk leesteken komt achter deze zin:
Hoe laat moeten we naar bed op kamp

A
.
B
!
C
?

Slide 45 - Quizvraag

Welk leesteken komt achter deze zin:
Ik ben nog lang niet moe

A
.
B
!
C
?

Slide 46 - Quizvraag

Welk leesteken komt achter deze zin:
Als we terug op school komen, begint de herfstvakantie
A
.
B
!
C
?

Slide 47 - Quizvraag