Hoofdletters en leestekens

Hoofdletters en leestekens
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdletters en leestekens

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je
hoofdletters?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

HOOFDLETTERS
  • Je begint iedere zin met een hoofdletter.
  • Namen schrijf je ook met een hoofdletter:  
  1. aardrijkskundige namen:                                                                                Nederland, Almere , Flevoland, Oostvaardersplassen
  2. namen van personen en dieren:                                                                        Marieke Hermans, K. Visser, mevrouw Brand                                                   konijn Flappie, tante Truus 
  3. - Feestdagen:                                                                                                                  Pasen, Suikerfeest, Koningsdag 

Slide 4 - Tekstslide

Let op!
  • Géén hoofdletter bij: zon en maan, namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken. 

  • Tussenvoegsel (zoals van, de, van der)  bij een naam = kleine letter:         Pieter de Jong,  G. van der Valk

  • Afleidingen van feestdagen ook géén hoofdletter:                                           paasei, kerstboom 

Slide 5 - Tekstslide

Welke leestekens
ken je?

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Video

Leestekens
  • Punt .
Aan het einde van een zin:
De man loopt op straat. Ik maak altijd mijn huiswerk.
  • Vraagteken ?
Wanneer je een vraag stelt: 
Weet jij wat de weektaak is? Hebben we morgen vrij?
  • Uitroepteken !
Extra nadruk:
Hé, jij daar! Stop! Ik weet echt niet wat ik moet doen! Help!!!

Slide 8 - Tekstslide

Welke naam is juist geschreven?
A
jeroen van der boom
B
JEROEN van DER boom
C
Jeroen Van Der Boom
D
Jeroen van der Boom

Slide 9 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
Koningsdag
B
koningsdag

Slide 10 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
Kerstboom
B
kerstboom

Slide 11 - Quizvraag

Wat is juist geschreven?
A
donderdag
B
Donderdag

Slide 12 - Quizvraag

Welk leesteken hoort er achter de zin:
De man loopt over straat
A
. (punt)
B
, (komma)
C
! (uitroepteken)
D
?

Slide 13 - Quizvraag

Welk leesteken hoort er achter de zin:
Houd op met dat geschreeuw
A
. (punt)
B
, (komma)
C
! (uitroepteken)
D
?

Slide 14 - Quizvraag

Welk leesteken hoort er achter de zin:
Wil jij mij helpen met mijn huiswerk
A
. (punt)
B
, (komma)
C
! (uitroepteken)
D
?

Slide 15 - Quizvraag

Ik weet nu wanneer ik hoofdletters moet gebruiken.
Ja, ik weet nu alles heel erg goed.
Ja, maar ik maak nog wel kleine foutjes.
Nog niet zo goed, ik maak nog veel foutjes.
Nee, ik heb nog meer uitleg nodig.

Slide 16 - Poll

Ik weet nu wanneer ik de leestekens punt, vraagteken en uitroepteken moet gebruiken.
Ja, dat weet ik nu heel goed.
Ja, maar ik maak nog wel kleine foutjes.
Ik vind het nog lastig, maar ik begin het te begrijpen.
Ik heb hier nog meer uitleg voor nodig.

Slide 17 - Poll