In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
timer
10:00
Slide 1 - Tekstslide
Remedial teaching
les 4
Algemene spelling
Pak eerst een boek en ga 15 minuten lezen.
Slide 2 - Tekstslide
Oef. 9
1. benauwd, flauw
2. chauffeur, rauwkost
3. juffrouw, rouw
4. automobilist, gauw, vertrouwt
5. rechtermouw, kauwgom
6. wenkbrauwen, klauteren
7. toeschouwers, sjouwen
8. douche, ouderwets
9. bouwvallige, houten
10. tournee, flauwgevallen
oef. 10
1. gebouw, nauwelijks
2. restaurant, eenvoudige
3. cadeau, gouden
4. trouwens, snauwen
5. lauwe, automaat, flauwekul
6. route, augustus
7. astronauten, applaus
8. auteur, bureau
9. buurvrouw, couveuse
10. oerwoud, schouder
Slide 3 - Tekstslide
Oefening 11
1. steile, hijgen
2. accijns, vrijdag
3. bereid, zeilboot
4. snijdt, pleister
5. weidse, vallei
6. heinde, reizigers
7. eigenlijk, pasteitje
8. wedstrijd, fontein
9. puberteit, gezondheid
10. pijlen, leiding
oefening 12.
1. verkoopprijs, bouwterrein
2. verwijt, verkoopstijl
3. lijdt, weiden
4. stijl, voorbereid
5. uitglijdt, gladheid
6. grijze, wei
7. twijfelen, weifelen
8. plein, secondewijzer
9. geiten, zeis
10. festijn, eisten
Slide 4 - Tekstslide
Wat gaan we deze les doen?
Woorden met de c of k
Woorden met de kw of qu
Woorden met de s of z
Woorden met de f of v (kort)
Nakijken huiswerk les 2 en 3
Wat heb je nodig deze les?: agenda-planner: controle
LessonUp, de lesbrief in teams
Slide 5 - Tekstslide
Schrijf de woorden met een c of een k. _opie, _ultuur, redu_tie en va_ature
Slide 6 - Open vraag
Woorden met een c of k
Schrijf wat je hoort.
Uitzonderingen: Als woorden uit en andere taal zijn overgenomen schrijf je de ene keer een c, de andere keer een k. (weet-woorden)
Bepaalde woorddelen schrijf je hetzelfde. (Bijv. uct)
Slide 7 - Tekstslide
Welk woord is fout gespeld
A
acteur
B
actie
C
actief
D
aktiviteit
Slide 8 - Quizvraag
Welk woord is fout gespeld
A
actueel
B
advocaat
C
architekt
D
aspect
Slide 9 - Quizvraag
Welk woord is goed gespeld
A
bioskoop
B
cacao
C
kado
D
kafé
Slide 10 - Quizvraag
welk woord is goed gespeld
A
Kassière
B
kamera
C
cake
D
kapaciteit
Slide 11 - Quizvraag
welk woord is fout gespeld
A
circus
B
cliënt
C
club
D
kode
Slide 12 - Quizvraag
welk woord is fout gespeld
A
computer
B
concentratie
C
koncept
D
concert
Slide 13 - Quizvraag
oefenen met
de c uitgesproken als s
en c uitgesproken als k
Quizlet: gebruikers: WiDa3 met een vlindertje er achter ( docent)
RT spelling algemeen les 4, oefenen met
c uitgesproken als s
en c uitgesproken als k
Slide 14 - Tekstslide
In heel veel woorden met de KW klank schrijf je ook kw.
Bij woorden die we uit een andere taal hebben overgenomen kan het ook qu zijn
Slide 15 - Tekstslide
Schrijf de volgend woorden met kw of qu. _itantie, fre_entie en _aliteit
Slide 16 - Open vraag
Woorden met kw of qu
Schrijf wat je hoort.
Sommige woorden hebben we overgenomen uit een andere taal. De ene keer schrijven we die met kw, de andere keer met qu. (weet-woorden)
Oefenen in quizlet
Slide 17 - Tekstslide
Bij woorden met een s of z is de grondregel:
hoor je een s, dan schrijf je een s
hoor je een z, dan schrijf je een z
oefenen met quizlet
Slide 18 - Tekstslide
Schrijf de volgende woorden met s of z. explo_ie, jaloe_ie en inclu_ief
Slide 19 - Open vraag
Woorden met s of z
Schrijf wat je hoort.
Meervoudsvormen
Achtervoegsels -euse en -ose VB.: friteuse, psychose
Achtervoegsels -eus, -ies en -oos VB.: ambitieus, precies
Speciale gevallen VB.: jazzconcert, quiz, stress en stewardess
Slide 20 - Tekstslide
Woorden met f of v
Schrijf wat je hoort.
Is in dit geval alleen niet goed te horen.
De f klinkt harder dan de v.
Een woord eindigt nooit op een v!!
Slide 21 - Tekstslide
Aan het werk
Oefenen in Quizlet
Zoek in gebruikers: WiDa3 met het vlindertje erachter
Zoek RT les 4. Je ziet daar 4 onderdelen:
oefenen met kw en q
oefenen met c uitgesproken als s
oefenen met c uitgesproken als k, kw en qu
woorden met een k de s en de z
Slide 22 - Tekstslide
Aan het werk
Oefen in quizlet ( gebruikers WiDa3 met vlindertje RT Spelling algemeen: les 4 met de :kw, qu, c als s, c als k, k.
Maak de de opdrachten uit de lesbrief. SOM --> huiswerk volgende week --> studieles --> RT les 4, week 46 Ben je klaar dan controleer je of je agenda-planner is bijgewerkt