16.3 Verworven afweer en antistoffen 5V 2324

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
16.3 Verworven afweer en antistoffen 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
16.3 Verworven afweer en antistoffen 

Slide 1 - Tekstslide

Doel 16.3 
6. Je beschrijft hoe in je lichaam de verworven afweer ontstaat en je legt daarbij de rol van verschillende lymfocyten uit.
7. Je legt het ontstaan en de werking van antistoffen uit.

Slide 2 - Tekstslide

1
2
4
5
3

Slide 3 - Tekstslide

Specifieke afweer -1-
Wordt gestart door een Antigeen Presenterende Cel (APC):
  • Een fagocyt die een ziekteverwekker heeft 'opgegeten'


Slide 4 - Tekstslide

APC - fagocyt
Fagocyten die bijvoorbeeld een bacterie hebben opgenomen zullen deze verteren en vervolgend delen ervan op hun celmembraan presenteren.

Hiervoor gebruikt de fagocyt het MHC-II eiwit.

Slide 5 - Tekstslide

1

Slide 6 - Tekstslide

Lymfe stelsel
De fagocyt (APC) verplaatst zich naar een lymfeknoop en presenteert het antigeen aan T-helper cellen (Th-cellen).

Slide 7 - Tekstslide

T helpercellen -2-
De Th-cel met een passende receptor wordt hierdoor geactiveerd.

Slide 8 - Tekstslide

2

Slide 9 - Tekstslide

Cytotocische T cellen -3-
De Th-cel activeert Tc-cellen (Cytotoxische T cellen) met dezelfde receptor.

De geactiveerde Tc-cellen (cytotoxische T cellen) herkennen met die receptor geinfecteerde lichaamscellen en prikken deze lek -> cellen gaan dood.

Slide 10 - Tekstslide

3

Slide 11 - Tekstslide

B cellen -4-
De Th-cel activeert B-cellen met dezelfde receptor
Geactiveerde B cellen vormen plasmacellen



Slide 12 - Tekstslide

4

Slide 13 - Tekstslide

Plasmacellen/ antistoffen -5-
 Plasmacellen produceren antistoffen die dezelfde vorm hebben als de receptor.
Antistoffen binden heel specifiek aan het antigeen en dus aan de ziekteverwekker.



Slide 14 - Tekstslide

1
2
4
5
3

Slide 15 - Tekstslide

BINAS 84L
Plak gebeurtenissen 1 t/m 5 op deze tabel, waar vindt je welk deel terug?

Slide 16 - Tekstslide

1

Slide 17 - Tekstslide

2

Slide 18 - Tekstslide

3

Slide 19 - Tekstslide

4

Slide 20 - Tekstslide

5

Slide 21 - Tekstslide

Cellulaire: met Tc cellen

Slide 22 - Tekstslide

Humorale: met antistoffen

Slide 23 - Tekstslide

Vragen
1. Waarom heb je bij een infectie met een virus zowel Tc-cellen als B-cellen nodig?
2. Kijk goed naar BINAS 84L2: welke APC cellen zijn nog meer mogelijk?

Slide 24 - Tekstslide

Ontwikkeling witte bloedcellen
25% van de witte bloed-
cellen zijn lymfocyten,
ontstaan uit dezelfde
stamcel

Slide 25 - Tekstslide

Ontwikkeling witte bloedcellen
B cellen ontstaan in het
beenmerg.
Rijpen in lymfeknopen.
B cellen die kunnen binden
aan lichaamseigen 
antigenen gaan dood.

Slide 26 - Tekstslide

Ontwikkeling witte bloedcellen
T cellen ontstaan in het
beenmerg.
Rijpen in de thymus.
T cellen die kunnen binden
aan lichaamseigen 
antigenen gaan dood.

Slide 27 - Tekstslide

Ontwikkeling witte bloedcellen
De thymus zit achter het
borstbeen en verschrompelt 
in de puberteit

Slide 28 - Tekstslide

Immunoglobulinen
B-cel met receptor
Plasmacel met antistoffen
B-cel receptoren en antistoffen zijn eiwitten: immunoglobulinen

Slide 29 - Tekstslide

Immunoglobulinen/antistoffen

Slide 30 - Tekstslide

Immunoglobulinen/antistoffen

Slide 31 - Tekstslide

Doel 16.3 
Je beschrijft hoe in je lichaam de verworven afweer ontstaat en je legt daarbij de rol van verschillende lymfocyten uit.
Je legt het ontstaan en de werking van antistoffen uit.

Slide 32 - Tekstslide

Huiswerk
In de online methode/ in je boek.
Kies een leerweg.
Maak de opdrachten bij de
behandelde leerdoelen.
Maak een begrippenlijst.

Slide 33 - Tekstslide