Wat was, voor jou, het grappigste moment uit je herfstvakantie?
Ik kom hier later nog op terug.
Slide 2 - Tekstslide
Periode 2
TEA 2:
- Talent Lezen hoofdstuk 1, 2 en 3
Werkwoordspelling
Fabels (lezen, kenmerken leren en zelf schrijven)
Slide 3 - Tekstslide
Werkwoordspelling 1.9
Slide 4 - Tekstslide
Persoonsvorm (PV)
De persoonsvorm is een werkwoord in de zin.
Je vindt de PV door:
-de zin in een andere tijd te zetten; het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm - het getal van de zin te veranderen; het werkvoord dat verandert, is de persoonsvorm
Slide 5 - Tekstslide
De persoonsvorm spellen in de
tegenwoordige tijd
Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat,
zijn er maar drie mogelijkheden
Slide 6 - Tekstslide
1. ik-vorm (stam)
Enkelvoud ik-vorm of jij erachter: --> hele werkwoord - en
ik loop
ik fiets
ik praat
ik vind
loop jij
fiets jij
praat jij
vind jij
lopen --
fietsen --
praten --
vinden --
Slide 7 - Tekstslide
2. STAM + T
Enkelvoud andere vormen:
schrijf de ik-vorm + t
jij loopt
hij fietst
zij praat
Fred vindt
Slide 8 - Tekstslide
3. HELE WERKWOORD
Meervoud:
schrijf het hele werkwoord
wij lopen
zij fietsen
jullie praten
Fred en Laurien vinden
Slide 9 - Tekstslide
Ezelsbruggetje
Twijfel je ?
Vervang het werkwoord dan door 'smurfen'
Hij ...... (vinden) de nieuwe FIFA vet.
Is het 'hij vind' of 'hij vindt' ? Hij smurft --> hij vindt
Slide 10 - Tekstslide
Oefenen met wisbordjes
De renovatie van school (gebeuren) eind volgend jaar.
Hij (zoeken) zijn laptop.
(Fietsen) jij met je buurjongen mee naar school?
Zij (vinden, enkelvoud) PSV de beste club van Nederland.
Mijn moeder (worden) kwaad als ik een onvoldoende haal.
Slide 11 - Tekstslide
Persoonsvorm in de verleden tijd.
ZWAKKE en STERKE
werkwoorden
Wat is het verschil?
Slide 12 - Tekstslide
STERKE
werkwoorden
hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen
ik loop - ik liep
Slide 13 - Tekstslide
PERSOONSVORM
in de
VERLEDEN TIJD
ZWAKKE WERKWOORDEN
Slide 14 - Tekstslide
REGELS verleden tijd
bij zwakke werkwoorden
In het enkelvoud: ik-vorm + te / ik-vorm + de
ik fietste / hij wandelde
In het meervoud: Ik-vorm + ten / ik-vorm + den
wij klapten / zij voetbalden
Slide 15 - Tekstslide
REGELS verleden tijd
bij zwakke werkwoorden
- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)
moet gebruiken (langer maken)
- Gebruik een ezelsbruggetje als je
het niet (zeker) weet
Slide 16 - Tekstslide
'T SeXy FoKSCHaaP / 'T KoFSCHiP X
Om te weten of je bij een zwak werkwoord in de verleden tijd nu de(n) of te(n) moet schrijven, gebruik je 't sexy fokschaap
1. hele werkwoord -en = stam : branden / surfen
2. laatste letter van de stam in 'tsexy fokschaap?: brand / surf
3. nee: de(n): de(n)
4. ja: te(n): te(n)
5. ik-vorm van werkwoord + uitgang : brandde(n) / surfte(n)
Slide 17 - Tekstslide
PV VT: de(n) of te(n)?
Pas wel op bij bijzondere werkwoorden als: verhuizen
hele werkwoord -en = stam : verhuizen
laatste letter van de stam in 't sexy fokschaap?: nee
dus de(n)
ik-vorm van werkwoord + uitgang : verhuiSde(n)
Slide 18 - Tekstslide
Oefenen met wisbordjes - alles door elkaar
Vorige week (komen) veel kinderen te laat op school.
Het (sneeuwen) vorige week namelijk.
Veel mensen (houden) veel van sneeuw.
Morgen (willen) hij graag skiën.
(Mogen) jij wel zo laat opblijven?
Ik (mogen) dat vroeger nooit.
Het (gebeuren) steeds vaker dat ik nu laat naar bed ga.
Slide 19 - Tekstslide
Zelfstandig werken/huiswerk
Woensdag 25 oktober
Maken:
Spelling 1.9 Talent
Opdracht 1, 3, 4, 5, 6
Leren:
Regels rondom werkwoordspelling TT en VT
Slide 20 - Tekstslide
Terugkoppeling
Wat was, voor jou, het grappigste moment uit je herfstvakantie?