Voortgangstoets geschiedenis VT.2 19/20

Iemand beweert: ‘de Tweede Wereldoorlog is mede uitgebroken omdat Hitler
revanche wilde’.
Wat wordt met deze bewering bedoeld?

A
Hitler beschuldigde de Joden ervan dat zij te veel economische macht hadden. Door oorlog te voeren, wilde hij hen die macht afnemen.
B
Hitler was bang voor een tweefrontenoorlog. Door een geheim verdrag met Stalin te sluiten, kon hij een wereldoorlog beginnen.
C
Hitler wilde een eind maken aan de grote werkloosheid in Duitsland. Daarom besloot hij een groot leger te vormen waarin veel mensen werk hadden.
D
Hitler wilde het Verdrag van Versailles niet accepteren. Hij wilde van Duitsland weer een sterk land maken.
1 / 31
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Iemand beweert: ‘de Tweede Wereldoorlog is mede uitgebroken omdat Hitler
revanche wilde’.
Wat wordt met deze bewering bedoeld?

A
Hitler beschuldigde de Joden ervan dat zij te veel economische macht hadden. Door oorlog te voeren, wilde hij hen die macht afnemen.
B
Hitler was bang voor een tweefrontenoorlog. Door een geheim verdrag met Stalin te sluiten, kon hij een wereldoorlog beginnen.
C
Hitler wilde een eind maken aan de grote werkloosheid in Duitsland. Daarom besloot hij een groot leger te vormen waarin veel mensen werk hadden.
D
Hitler wilde het Verdrag van Versailles niet accepteren. Hij wilde van Duitsland weer een sterk land maken.

Slide 1 - Quizvraag

Lees de vraag!

Slide 2 - Open vraag

In 1929 brak over de hele wereld een grote economische crisis uit. Duitsland werd extra hard getroffen. Waarom werd Duitsland extra hard getroffen?
A
Omdat Duitsland jarenlang te veel geld had uitgegeven aan bewapening.
B
Omdat Duitsland jarenlang te veel snelwegen had aangelegd.
C
Omdat Duitsland ook nog leningen en herstelbetalingen moest betalen.
D
Omdat Duitsland weigerde een aanpassingspolitiek te voeren.

Slide 3 - Quizvraag

In de bron zijn kenmerken van het nationaal-socialisme te herkennen.

⇒ Noem er twee.

Slide 4 - Open vraag


Het Duitse nationaal-socialisme en het Italiaanse fascisme hebben veel
overeenkomsten. Vóór 1938 is er echter ook een belangrijk verschil tussen beide politieke stromingen.
Welk belangrijk verschil is er tussen beide politieke stromingen vóór 1938?
A
Het Duitse nationaal-socialisme is antisemitisch; het Italiaanse fascisme niet.
B
Het Duitse nationaal-socialisme is discriminerend; het Italiaanse fascisme niet.
C
Het Italiaanse fascisme is totalitair; het Duitse nationaal-socialisme niet.
D
Het Italiaanse fascisme is voor afschaffing van de democratie; het Duitse nationaal-socialisme niet.

Slide 5 - Quizvraag

Welke uitspraak past bij de ideeën van Hitler?
A
De parlementaire democratie is een slechte vorm van bestuur.
B
De verschillende volken zijn gelijk aan elkaar.
C
Het groepsbelang is minder belangrijk dan de vrijheid van het individu.
D
Man en vrouw zijn in de maatschappij gelijk aan elkaar.

Slide 6 - Quizvraag

Lees de vraag!
A
2 en 4
B
1 en 3
C
3 en 5
D
4 en 5

Slide 7 - Quizvraag

Lees de vraag!

Slide 8 - Open vraag

Lees de vraag!

Slide 9 - Open vraag

Lees de vraag!

Slide 10 - Open vraag

De kaart laat een situatie zien tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Op welk jaar heeft de kaart betrekking?
A
Eind 1941
B
Eind 1942
C
Eind 1943
D
Eind 1944

Slide 11 - Quizvraag

Lees de vraag!

Slide 12 - Open vraag

Welke pijl geeft het gebied aan waar D-day heeft plaatsgevonden?
A
pijl 1
B
pijl 2
C
pijl 3
D
pijl 4

Slide 13 - Quizvraag

Tot welk bondgenootschap behoorden de 'vijandelijke vliegtuigen'?

Slide 14 - Open vraag

Hoe heten de drie zittende mannen die op de foto zijn afgebeeld?
Doe het zo:
Nummer 1 is: … (vul naam in).
(enz. tot en met nummer 3)

Slide 15 - Open vraag

1941
1939
1940
1941
1944

Slide 16 - Sleepvraag

Noem de namen van de twee japanse steden die door een atoombom zijn getroffen tijdens W.O. II.

Slide 17 - Open vraag

Onderstaande gebeurtenissen zijn maatregelen die Duitsers
tegen joden namen. Zet ze in de juiste volgorde. Bovenaan zet je de eerste gebeurtenissen, onderaan de laatste.
1. Joden worden bijeen gebracht en vermoord in vernietigingskampen 
2. Joden moeten in speciale wijken wonen: getto's 
3. Joodse kinderen mogen niet meer met andere kinderen naar school
4. Synagogen (joodse kerken) worden vernield en in brand gestoken

Slide 18 - Sleepvraag

Lees de vraag!

Slide 19 - Open vraag

Geef per zin aan of deze juist of onjuist is. Sleep de zinnen in het juiste vak
JUIST
ONJUIST
Voor WO-II was meer dan 10% van de Duitse bevolking Joods
Om voor de buitenwereld de massamoord te verbergen, werden concentratie-kampen eerst Getto's genoemd
Duitsland gebruikte ook het leger om groepen joden te zoeken en te vermoorden 
In totaal zijn er tijdens WO-II bijna 6 miljoen joden vermoord

Slide 20 - Sleepvraag


Slide 21 - Open vraag

Welke beschrijving past bij kamp Westerbork?
A
Dit kamp was oorspronkelijk gebouwd als vernietigingskamp. Van hieruit werden Joden naar Auschwitz gedeporteerd.
B
Dit kamp was oorspronkelijk bedoeld als een opvangkamp. In de oorlog werden vanuit dit kamp ruim honderdduizend Joden naar het oosten van Europa gedeporteerd.
C
Dit kamp was oorspronkelijk bedoeld voor Joodse vrouwen en kinderen. Joodse mannen werden direct doorgestuurd naar werkkampen in het oosten van Europa.
D
Dit kamp werd oorspronkelijk gebruikt om de Joden op te sluiten die bij de eerste razzia in Amsterdam werden opgepakt. Deze Joden zijn allemaal in dit kamp overleden.

Slide 22 - Quizvraag

De nazi's hadden er belang bij dat alle gegevens over het concentratiekamp
werden vernietigd.
Geef aan welk belang de nazi's hadden om alle gegevens te vernietigen.

Slide 23 - Open vraag

Hieronder staan vier beweringen over de Jodenvervolging in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Welke bewering is juist?
A
Alleen Joden waren verplicht altijd een persoonsbewijs bij zich te hebben.
B
Het grootste deel van de Joden kon de oorlog overleven dankzij de mogelijkheid om onder te duiken.
C
Joden werden vervolgd omdat ze tegen de nazi's waren en niet op de NSDAP stemden.
D
Na een razzia werden Joden afgevoerd naar doorgangskamp Westerbork.

Slide 24 - Quizvraag

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vielen er meer burgerslachtoffers dan tijdens de Eerste Wereldoorlog.

Noem twee verschillende oorzaken voor het groter aantal
burgerslachtoffers.

Slide 25 - Open vraag

Lees de bronnen (je kan ze vergroten door er op te klikken). Is de persoon in kwestie een collaborateur of een verzetstrijder? Sleep ze in de juiste vakken. 
Collaborateur
Verzetstrijder

Slide 26 - Sleepvraag

Sommige Nederlanders hebben zich tijdens de Tweede Wereldoorlog verzet
tegen de Duitse bezetter.
Noem twee verschillende voorbeelden van actief verzet.

Slide 27 - Open vraag


Dit verhaal speelt zich af tijdens een periode in de Tweede Wereldoorlog in Nederland.
Onder welke naam staat deze periode bekend?

Slide 28 - Open vraag

Gebruik de bron.

Welke twee krantenberichten zijn voorbeelden van nazi-propaganda?
A
Krantenbericht 2 en 3
B
Krantenbericht 1 en 3
C
Krantenbericht 1 en 2
D
Krantenbericht 2 en 4

Slide 29 - Quizvraag


Lees de vraag!
A
Nummer 1 en nummer 4.
B
Nummer 2 en nummer 4.
C
Nummer 2 en nummer 3.
D
Nummer 1 en nummer 3.

Slide 30 - Quizvraag

Dit is het einde




van de toets
Kijk alle vragen naar een keer na voordat je het definitief inleverd!

Slide 31 - Tekstslide